Losgekocht met Zijn bloed… (II)

1 Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen
gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen
tot ons gesproken door de Zoon… (Uit Hebreeën 1)

Wat dunkt u van de Christus – Wiens Zoon is Hij?

(…) Tussen de Joodse kerk en de christelijke kerk is een kloof ontstaan:  ‘Deze lastert God; Hij heeft zich Gods Zoon genoemd‘. Dat is voor ‘de Jood’ het onoverkomelijke struikelblok. En als de ketter Arius uit de vierde eeuw en de Jehova-getuige van de twintigste eeuw gelijk hadden, dan zou die kloof overbrugd kunnen worden. Zo ziet u wel dat wij nu (1) een belangrijke zaak bespreken. Maar niet als kwestie, maar als Evangelie.

Nu wil ik beginnen met verwijzen naar Hebreeën 1 en 2.

Wat daar staat is voluit Evangelie, dat in Zondag 13 wordt nagesproken. Daar staat wie Christus is: De eniggeboren Zoon, Die uitsteekt boven alle profeten en Die uitsteekt boven de engelen. In de volgende hoofdstukken zal de schrijver zeggen: én boven Mozes én boven Aäron.

Maar nu: boven profeten en engelen! Wie hebben zo Gods raad  kunnen dienen en bekend maken onder die schepselen als de Zoon?

De Zoon het uitgedrukte beeld van de Vader. Eeuwig één met de Vader. De Geest spreekt Hem door David aan als God: Uw God, o God heeft U gezalfd!
Jezus heeft ook met vrijmoedigheid gezegd: “Ik en de Vader zijn één; wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien“.
Zoals wij wel zeggen: als je dat meisje ziet, zie je haar moeder; zo sprekend lijkt ze op haar en hebben ze alles gemeen. Maar ten opzichte van de Here God, kan men dat van geen schepsel zeggen. Maar van Jezus weten wij, dat Hij is het Woord, dat was bij God, ja, dat God is en blijft. Het Licht van het leven.

Wij lezen ook in de Schriften, dat Jezus Christus evenzeer de Almachtige en de Amen, de eerste en de laatste heet als God de Vader. Wij zullen dat niet begrijpen, nee, we kunnen het niet verklaren, maar we mogen en zullen dat geloven, want het is ons geopenbaard.
Alleen de hoogmoedige mens wil daar niet aan. Haalt Jezus naar beneden; brengt de vrome, ernstige mens omhoog!
Schijnbaar terecht! Wij zijn toch zonen, kinderen van God?
Heeft Paulus in Athene niet aangehaald de versregel van een heidens dichter: wij zijn ook van Gods geslacht?
En is ook niet bij Paulus te vinden: wij zijn tot kinderen van God aangenomen? En zegt Johannes niet: Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, dat wij kinderen Gods genoemd worden? En zegt dezelfde niet: zovelen Hem aangenomen hebben heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden?

De catechismus gaat op die vragen in – niet zozeer om de ketters (verkondigers van een onBijbelse leer) tegemoet te komen, maar om de ernstige Bijbellezer te helpen. Die kunnen het er toch ook moeilijk mee krijgen?!

(wordt vervolgd!)

(1) Avonddienst met verkondiging (‘opening’) van Gods Woord naar wat we daarvan belijden met/in Zondag 13 van de Heidelbergse Catechismus.
(Gekozen/gelezen tekst bij de verkondiging: Hebreeën 1 : 1 – 2 : 4)

Bron tekst: Preek van ds. J.W. Verheij (1911-2008) gehouden in een avonddienst op 25 april 1965.

Zie ook:  Losgekocht met Zijn bloed… (I)

(…) 3 Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de ​reiniging​ van onze ​zonden​ door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen. 4 Hij is zoveel meer geworden dan de ​engelen​ als de Naam die Hij als erfdeel ontvangen heeft, voortreffelijker is dan die van hen. (Uit Hebreeën 1)

Bron afbeelding:  Heartlight

 

 

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Geschiedenis, Israël, Persoonlijk. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s