En de belofte(n) aangaande zijn koningshuis
Te gebruiken voor/bij ”gesprek met Israël”?! (Van Ruler)
Uit 1 Kronieken 17
(…) 2 ‘Doe wat uw hart u ingeeft,’ antwoordde Natan, ‘God staat u immers terzijde.’ 3 Maar diezelfde nacht richtte God zich tot Natan: 4 ‘Zeg tegen mijn dienaar David: “Dit zegt de HEER: Jij zult voor mij geen huis bouwen om in te wonen. 5 Nooit heb ik in een huis gewoond, vanaf de dag dat ik de Israëlieten uit Egypte heb geleid tot nu toe! In tent en tabernakel ging ik van de ene verblijfplaats naar de andere. 6 Overal in Israël heb ik rondgetrokken, en heb ik ooit aan een van de rechters van Israël, die ik had aangesteld om mijn volk te weiden, gevraagd om voor mij een huis van cederhout te bouwen?” 7 Welnu, zeg tegen mijn dienaar, tegen David: “Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik heb je achter de kudde vandaan gehaald om mijn volk Israël te leiden. 8 Ik heb je bijgestaan in alles wat je ondernam, ik heb al je vijanden voor je uitgeschakeld en ik heb je naam gevestigd als een van de groten der aarde. 9 Ik heb aan mijn volk Israël een gebied toegewezen. Daar heb ik het geplant en daar kan het nu onbevreesd wonen. Het wordt niet langer geplaagd door misdadige volken, zoals toen het er pas woonde 10 en ik rechters over mijn volk Israël had aangesteld. Je vijanden heb ik allemaal onderworpen. Ik zeg je dat de HEER voor jou een huis zal bouwen: 11 Wanneer je leven voorbij is en je met je voorouders verenigd wordt, zal ik je laten opvolgen door een van je eigen nakomelingen en hem een bestendig koningschap schenken. 12 Hij zal voor mij een huis bouwen, en ik zal ervoor zorgen dat zijn troon nooit wankelt. 13 Ik zal een vader voor hem zijn en hij voor mij een zoon, en ik zal hem nooit mijn gunst ontnemen zoals je voorganger. 14 Ik zal hem voor eeuwig aanstellen in mijn huis en in mijn koninkrijk, en zijn troon zal nooit wankelen.” (1)
15 Natan bracht alles wat hij had gezien en gehoord aan David over. 16 Koning David ging het heiligdom binnen, nam plaats voor de HEER en bad: ‘Wie ben ik, HEER, mijn God, wat is mijn familie, dat u mij zo ver hebt gebracht? 17 En alsof dat nog niet genoeg was, God, hebt u ook gesproken over de toekomst van mijn koningshuis. U hebt mij uitgekozen als kroon op de mensheid, door God, de HEER, verheven. 18 Wat kan ik verder nog zeggen over de grote eer die u mij bewijst? U kent uw dienaar. 19 Omwille van uw dienaar, HEER, en in overeenstemming met uw voornemen, hebt U al deze grootse dingen gedaan en ze bekendgemaakt. 20 Het is zoals ons altijd is voorgehouden, HEER: zoals U is er geen, er bestaat geen andere god dan U. 21 En wie kan zich meten met Israël, uw volk? Het is het enige volk op aarde waarvoor U zich hebt ingezet om het vrij te kopen en tot uw volk te maken, om zo voor uzelf een naam te vestigen door grootse en indrukwekkende daden: omwille van uw volk, dat U uit Egypte hebt bevrijd, hebt u vreemde volken verdreven. 22 U hebt uw volk Israël voor altijd aan U toegewijd, en U, HEER, bent hun tot God. 23 Welnu, HEER, moge de belofte die U aan mij en mijn koningshuis hebt gedaan voor altijd worden waargemaakt, laat uw woord in vervulling gaan. 24 Dan zal uw naam waargemaakt zijn en voor altijd in ere worden gehouden, en men zal zeggen: “De HEER van de hemelse machten, de God van Israël, is God over Israël,” en dan zal het koningshuis van uw dienaar David altijd standhouden. 25 U, mijn God, hebt aan uw dienaar onthuld dat u voor mij een huis zult bouwen. Daarom durf ik dit gebed tot U te richten. 26 U, HEER, u alleen bent God. U hebt me zo’n grootse toekomst beloofd. 27 Welnu, zegen dus mijn koningshuis opdat het altijd standhoudt. U, HEER, bent het die zegent. U bent gezegend voor altijd.’ (1)
Uit Psalm 89
(…) 4 ‘Ik heb met mijn uitverkorene een verbond gesloten,
aan mijn dienaar David gezworen:
5 Uw dynastie zal ik voor eeuwig vestigen,
uw troon in stand houden, geslacht na geslacht.’ sela
(…) 50 Waar is Uw liefde van vroeger, Heer,
hebt U David geen trouw gezworen?
51 Gedenk, Heer, dat uw dienaren worden bespot,
dat ik lijd onder de hoon van vele volken.
52 Uw vijanden, HEER, bespotten mij,
spotten met Uw gezalfde, waar hij ook gaat.
Uit Handelingen 2 (toespraak Petrus)
(…) 25 David zegt immers over hem:
“Steeds houd ik de Heer voor ogen,
Hij is aan mijn zijde, ik wankel niet.
26 Daarom verheugt zich mijn hart
en jubelt mijn tong van blijdschap.
Ja, mijn lichaam zal behouden blijven,
27 want U zult mij niet overleveren aan het dodenrijk
en het lichaam van uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding overgaan. (1)
28 U hebt mij de weg naar het leven getoond,
uw nabijheid zal mij vervullen met vreugde.”
29 Broeders en zusters, u zult mij wel toestaan dat ik over de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is; zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier. 30 Maar omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou bestijgen, 31 heeft hij de opstanding van de Messias voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding zou overgaan. (1)
32 Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen. 33 Hij is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort. 34 David is weliswaar niet naar de hemel opgestegen, maar toch zegt hij: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, 35 tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” 36 Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en Messias is aangesteld.’
(1) Hier blijkt toch duidelijk dat God hier over een heel bijzondere nakomeling van koning David spreekt, dat de nadruk ligt op de persoon van deze koning en dat we bij het huis dat God zal bouwen ook niet kunnen denken aan een/de tempel (in Jeruzalem) maar dat we alle volken en heel deze wereld en heel Gods schepping daarin en daarbij hebben te betrekken?!
Bron afbeelding: King James Bible
Aanvulling: De lezing over “Hoe denken Joden over de Messias‘ van Binyomin Jacobs (op 26 november 2017) beluisterd en van deze Messias verkondiging kunnen wij christen heel veel leren en die zelfs ook van harte onderschrijven. Je kunt zeggen dat de spreker zelfs beter en meer dan wij de Messias vanuit het OT weet te omschrijven en wenst aan te wijzen. Het gaat om de ‘tweede Adam’ die wel volledig op aarde Gods opdracht vervult en het is de taak van de Joden en ons om de Messias in onze (wereld)tijd aan te wijzen en blijkbaar hebben de Joden daarvoor ook steeds moeite gedaan om dat in te vullen en concreet te maken. Het enige dat bij hen daar nog aan ontbreekt is dat zij (de Joodse) Jezus uit Nazareth willen aanwijzen als Messias (in die tijd) en ook als dé Messias die verwacht werd. Zij hebben zelf meer redenen om dat (alsnog) te doen dan wij hen nu (naderhand) kunnen aanreiken. Wij weten niet wat de apostelen hen allemaal indertijd hebben aangereikt maar de eer en de belangen van de toen levende Joodse godgeleerden maakten het hun toen onmogelijk om de oren daarvoor te (willen) openen. (Bij de rede van Stefanus stopten zij die zelfs zelf toe). Die rol van eer en belangen als struikelblok om goed te (kunnen) luisteren wordt ook expliciet genoemd in deze lezing. Maar wij leven nu in een andere tijd en onze Joodse tijdgenoten hebben zoveel ‘in huis’ dat wij hen het ‘ontdekkingswerk’ eigenlijk beter zelf maar kunnen laten doen: Jezus identificeren als de tweede Adam, als de Messias die de Joden verwachten mochten en die wij nu uit de hemel mogen verwachten om Gods huis hier op aarde definitief te vestigen! Ook goed te horen dat ze samen met ons de te verwachten Messias, Die van God komt en God zelf is, wensen te verkondigen tegen de god van secularisatie in!