Buiten zichzelf (van verwachting)…

Op Uw zaligheid wacht ik, HEERE” (Genesis 49 : 18)

En de zaligheid is in geen ander; want er is onder de hemel geen andere Naam,
Die onder de mensen gegeven is, door Welke wij moeten zalig worden

(Handelingen 4 : 12)

(…) Daarom verwachtte Jakob het niet van mensen. Hij noemde de naam van Abraham en van zijn vader Izak niet. Hij wendde zich tot niemand van het volk van God, en ook zocht hij de zaligheid niet in zijn eigen goede werken. Hij wist dat er alleen gerechtigheid en sterkte te vinden is in deze Messias, en dat God geen andere Naam bekend gemaakt had waardoor wij kunnen zalig worden.

Daarom klinkt het:Op Uw zaligheid – dit is Uw Zaligmakerwacht ik, HEERE!’ ‘Uw Zaligmaker’ betekent dat het de HEERE Zelf is Die Hem als Zaligmaker heeft aangesteld. In de eeuwigheid was Hij daartoe al uitverkoren. God heeft direct na de zondeval deze Zaligmaker al beloofd aan Adam en Eva, en deze moederbelofte werd later herhaald aan Abraham en Izak. Jakob heeft de belofte ook zelf ontvangen (door het geloof – AJ) dat deze Zaligmaker door de Vader tot een Heere en Christus gemaakt is en naar de wereld gezonden zal worden.

Jakob heeft met zijn woorden ook kunnen bedoelen dat hij de zaligheid tegemoet zag die God Zelf voor hem had bereid. Wie zal zo’n grote zaligheid kunnen schenken anders dan God Zelf? Jakob erkende de Zaligmaker Die de Vader gegeven heeft voor de ware God en uit Zijn volheid verwachtte hij ook genade voor genade. Jakob had in zijn leven al veel zaligheid van Hem genoten (a), maar nu hij gaat sterven, heeft hij nog een andere zaligheid in het oog. Daarom voeg ik die twee dingen bij elkaar: de Zaligmaker en de zaligheid.

(…) Daarom worden de verwachting en de hoop in Hebreeën 11 samengevoegd. Maar omdat het geloof de voornaamste grond van de hoop is, was hun verwachting een geloofsverwachting. Ze waren ervan verzekerd dat Hij, van Wie beloofd was dat Hij komen zou, het ook echt zou doen. Dit stond bij hen zó vast dat ze er zich in verheugden alsof het al gebeurd was. Jakob zag op het genadeverbond, dat vast en onveranderlijk was. Dit verbond was opgericht met de Middelaar in Wie alle geslachten van de aarde gezegend zullen worden. Deze Borg was de almachtige en onveranderlijke God Zelf. (b)

Bovendien waren de offers voor Jakob als levende schilderijen van Christus’ toekomstige borgtocht. Zijn verwachting werd nog versterkt omdat hij zijn voorouders naar de hemel heeft zien afreizen in het vaste vertrouwen op hun God. Omdat deze zaak voor hen zó zeker was, zagen ze deze verwachting als een profetie en een aankondiging van de komst van de Messias. (c)

Maar omdat het de tijd nog niet was en de Messias nog op Zich liet wachten, ging het verwachten van de vaderen gepaard met een geduldig afwachten. Ze brachten de les van Habakuk (2 : 3) in praktijk: ‘Zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewis komen, Hij zal niet achterblijven.’ Dit is het juiste wachten op iemand als men de zaak niet opgeeft, maar volhoudt totdat hij komt. Jesaja (8 : 17) laat zien waarin het juiste verwachten bestaat als hij zegt: ‘Daarom zal ik de Heere verbeiden, (..) en ik zal Hem verwachten.

Dit verwachten ging ook over de zaligheid zelf. De Bijbel spreekt op veel plaatsen over de toestand van een gelovige die verlangend uitziet naar de zaligheid. Paulus zegt over Abraham: ‘Want hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is’ (Hebreeën 11 : 10). Van de gelovigen wordt gezegd dat zij de toekomende stad zoeken (Hebreeën 13 : 14), en dat zij begerig zijn naar een beter vaderland, dat is, naar het hemelse (Hebreeën 11 : 16).

Bron tekst:  Reveil-serie – “Hebt u Christus in uw hart ontvangen“, preek van Jacobus de Groot (1696-1750), Uitgave Stichting “Smytegelt-Fonds” (No 549, november 2018)

(a) (…) 9 Jakob​ zei tegen de ​farao: Het aantal van de jaren van mijn ​vreemdelingschap​ is honderddertig jaar. Weinig in getal en vol kwaad zijn mijn levensjaren geweest, en zij hebben het aantal van de levensjaren van mijn vaderen in de dagen van hun ​vreemdelingschap​ niet bereikt. 10 En ​Jakob​ zegende de ​farao​ en ging weer bij de ​farao​ weg. (Uit Genesis 47)

(b) Zie Hebreeën 6 : 16-20.

(c) … opdat wij vermaand worden, een mishagen aan onszelf te hebben, ons voor God te verootmoedigen, en onze reinigmaking en zaligheid buiten onszelf te zoeken. (Uit het Doopformulier)

Bron afbeelding:  Pastorale Hulpverlening Jongeren

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Huwelijk en gezin. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s