(…) 21 want hoewel ze God kennen, hebben ze Hem niet de eer en de dank gebracht
die Hem toekomen. (Uit Romeinen 1)
Het werk van het eerste en tweede gebod (VI)
Volwaardige mensen
(…) Zo diep is de menselijke natuur verzonken in het kwaad van eigendunk en zelfvertrouwen, en in tegenspraak met de eerste twee geboden, dat iedereen – zelfs de meest geringe – graag geëerd en gezien wil zijn en niet de minste.
Nu beschouwt de wereld deze vreselijke ondeugd juist als de hoogste deugd, en dit maakt het bijzonder gevaarlijk voor hen die de geboden van God (nog) niet goed begrepen hebben en niet goed op de hoogte zijn van de geschiedenissen van de Heilige Schrift om zich dan wel te verdiepen in wat de ‘wereldse’ (heidense) boeken en geschiedenissen hen te bieden en te onderwijzen hebben.
Want alle ‘wereldse’ (heidense) boeken worden door en door vergiftigd vanwege het zoeken naar het lof en eer brengen aan de mens; de lezers vinden daarin het onderwijs van het (ver)blinde menselijke verstand dat onderstelt dat men geen krachtig en volwaardig mens kan zijn wanneer men niet bewogen en gedreven wordt door het verlangen naar roem en eer en hoogachting, en dat zij die lichaam en leven, vrienden en goederen, en al het andere daarvoor prijsgeven, gerekend moeten worden tot mensen van de beste soort.
Alle heilige (kerk)vaders hebben geklaagd over deze ondeugd en zijn eensgezind in hun conclusie dat dit de allerlaatste ondeugd is die overwonnen moet worden. Alle andere ondeugden, zegt Augustinus, leiden tot het doen van oneervolle en boze werken (kwade praktijken); maar eerzucht en zelfbevrediging brengen ons tot het doen van goede werken.
Daarom, wanneer een mens niets anders te doen had behalve het tweede werk van dit gebod (Gods naam eren, groot maken, door Hem te loven en te danken), dan zou hij nog zijn hele leven zich moeten inspannen om deze ondeugd die ons zo ‘op het lijf geschreven is’ te bestrijden, en die zo bedrieglijk, zo moeilijk om te vatten, en zo verraderlijk is, dat het ons steeds weer zwaar valt om er aan te ontkomen.
Hierdoor komen we niet toe aan het bovenal goede werk en spannen we ons in voor het verrichten van vele andere minder goede werken. En inderdaad, door andere goede werken te doen, verijdelen en vergeten we het doen van dit hoogste werk. En zo wordt de heilige naam van God, die als enige geëerd moet worden, genegeerd, ontheiligd en onteerd vanwege onze eigen vervloekte naam, onze eigen zelfingenomenheid en het zoeken naar onze eigen eer.
Deze zonde is in Gods ogen ernstiger dan moord en overspel, maar vanwege zijn subtiliteit (h)erkennen we deze goddeloosheid niet zo gemakkelijk als die van moord en overspel, want dit kwaad vinden we niet in het ‘aardse vlees’ maar in de geest van de mens.
Maarten Luther: Dr. Martin Luthers Werke (Weimarer Ausgabe) WA 6, S.220 (gebruikte vertaling: Luthers Works, American Edition, deel 44, blz. 42/43)
NB. Deze Luther-quote is een (wat vrije) vertaling van de eerder in de Engelse taal gepubliceerde versie.
Bron tekst: If you would like to have these Luther Quotes sent to family or friends you can send (with their permission) their email address to: info@martinluther-quotes.com.
Or, you can use the web-form on the homepage of the website maartenluther.com. There you can find both options to subscribe and unsubscribe from our weekly quotes. The emails are free of charge and you are not asked for donations.
(…) Zing en jubel met heel uw hart voor de Heer
20 en dank God, die uw Vader is, altijd voor alles
in de naam van onze Heer Jezus Christus.
(Uit Efeziërs 5)