Hervormingsdag – 2018 (II)

Hongarije en de Heidelbergse Catechismus

(…) We willen nu wat meer vertellen van de geschiedenis van dit boekje in Hongarije, en citeren daartoe uit het boek “Der Heidelberger Katechismus in Ungarn” dat in 1967 in Budapest werd uitgegeven ter gelegenheid van de herdenking van de Reformatie aldaar (toen 400 jaar geleden).

Als bijlage van een advies naar Hongarije

Het oudste bericht over de Catechismus dat in verband met de Hongaarse kerken werd teruggevonden is een brief van professoren uit Heidelberg die aan predikanten en ambtsbroeders in Zevenburgen (Roemenie, er is daar nog een grote Hongaarse Gereformeerde kerkengroep) een antwoord brief schreven. Want ook daar in Zevenburgen was er strijd tussen Lutheranen en Gereformeerden over het Avondmaal. “Heidelberg” was om advies gevraagd en stuurde nu bij het antwoord onder meer als bijlage de Catechismus op. En dit antwoord verscheen compleet in druk in 1565. Het is echter typerend, dat in de geschiedenis ook op te merken is dat daar waar Gods Woord gezaaid wordt de Satan zijn onkruid aandraagt.

In 1566 al verscheen in Klausenbürg een catechismus waaruit Unitariërs veel geschrapt en gewijzigd hadden. Zondag 1 was niet meer te vinden en evenmin het hele eerste deel van des mensen ellende en het begin van het tweede deel over des mensen verlossing (tot vraag 22). Christus werd wel waarachtig God en mens genoemd maar in Zondag 33 en 35 werd geknoeid om de Godheid te loochenen. Invloeden van Servet en Castellio (voor velen geen onbekende namen) waren hier merkbaar. Typerend ook dat twee voormannen van de unitariërs verder en verder van de Christus der Schriften afdwaalden. Eén stierf als Mohammedaan aan het hof van de Sultan, de ander haalde het Sabbathisme in in Zevenburgen! Maar Gods werk gaat voort.

Al in 1567 wordt op de Synode van Debrecen duidelijk stelling genomen tegen de dwaalleraars. In gemeenten en classis wordt ”ongemerkt” overal de Catechismus als leerboek aanvaard. In 1676, op de Synode van Szatmarnêmeth wordt dit boekje nationaal geaccepteerd. Dan zijn al vele Hongaarse uitgaven verschenen.

De eerste Hongaarse drukken.

Wat zal dat boek gelezen zijn! In 1577 verscheen de eerste in het Hongaars vertaalde Heideibergse Catechismus. De predikant David Huszar van Papa heeft waarschijnlijk uit veiligheidsoverwegingen in zijn uitgave niet vermeld in welke stad die is gedrukt en bovendien de titel als volgt gesteld: ”Overzicht van de leer van het Christelijk geloof in korte vragen samengevat”. Ook verscheen het tezamen met een omvangrijk gebedenboek. Eveneens ter camouflage?
De tweede uitgave uit 1604 heet echter voluit: Catechismus van de Paltz. En dát was even een waardevolle uitgave! De bewijsteksten waren er voluit bij af gedrukt. Ziet u het nut daarvan in? Bedenk: hoe weinig mensen hadden zelf een complete Bijbel!

Werk ten bate van de gemeenschap der heiligen

In 1612 verschijnt een Nieuw Testament met Psalmen, Catechismus en Kerkenorde en ook een aantal gebeden. Van dit boek verscheen in 1645 in Amsterdam een derde druk! De bewerker was Albert Molnár van Szençz. Molnár was een man die 30 jaar in Europa had rond getrokken, voornamelijk in Duitsland. In 1622 was hij bij de verwoesting van Heidelberg door de soldaten van Tilly geplunderd en zwaar gefolterd. Hij was zo’n aktieve man dat iemand van hem zei dat als je hem ontmoette je nooit wist of hij nu kwam of ging. Zeer literair begaafd was dit werktuig van de HEER. Zijn Psalterium Hungaricum wordt nog (weer) gebruikt.

Hij bewerkte de eerste complete Hongaarse Bijbel. Grammatica’s, woordenboeken en de vertaling van Calvijn’s Institutie zijn van zijn hand. Hij was het dus die aan het Nieuwe Testament plus Psalmen de Catechismus toevoegde: “gevolg gevend aan de wens van trouwe vrienden”, “Dat alles deed ik met te meer vreugde, omdat ik de genade gaven van kerken van andere Christelijke naties, voor de gelovigen die in onze arme kerkgemeenten leven op een of andere wijze meedelen wilde en de onzen met de overeenstemmende leer van de in vele landen verspreide schare gelovigen, naar de mij gegeven genade, verblijden wilde, waarbij ik tegelijk dacht aan de gemeenschap der heiligen”.

Molnár had van buitenlandse en Hongaarse koninklijke en vorstelijke vrienden financiële steun gekregen, zodat zijn uitgave niet in een oplage van enkele honderden maar in een oplage van duizenden kon verschijnen. En hij had in Duitsland betere lettertypes ontdekt en die voor zijn boek nu laten gebruiken. Zo verscheen een uiterst moderne uitgave in vele steden en dorpen van Hongarije. En vele predikanten predikten het Woord…en de geestelijke vrijheid…

Vijf jaar later, in 1650, verschijnt er in Amsterdam al weer een Hongaarse uitgave van de Catechismus. De kosten van deze uitgave worden gedragen door de Amsterdamse uitgever Johannes Jansonius. Aan de uitgave werkte een groep Hongaarse studenten mee. Want al jaren werden hier door Hongaren colleges gevolgd van de professoren Amerius, Coccejuc, Voetius, Maccovius en anderen. Naast bepaalde theorien (waardoor ze later last krijgen) leren ze hier ook het uit Engeland overwaaiende gematigde puritanisme kennen. Sporen daarvan zijn ook terug te vinden in deze catechismus. Maar wat in deze catechismus vooral opvalt is in het voorwoord een lange prachtige passage over “het privelege van de geestelijke vrijheid”.

In de tijd waarin Roomse “missionarissen” Hongaarse predikanten op de galeien slaan met het ijzeren kruis waarvoor ze niet willen knielen, prediken de predikanten de geestelijke vrijheid voor de mens, die geacht wordt lijfeigene te zijn en die maar heeft te denken zoals de staats- en kerkdienaar, pastoor, bisschop, aartsbisschop of vorst wenst.

Hier volgt die passage:

“En omdat wij ons – ingevolge het rechtvaardig oordeel des Heren en hoofdzakelijk in tegenstelling tot hen die ondanks alle wetten der natuur met eigen vlees en bloed hun naasten plegen vol te stoppen – tevergeefs zouden kunnen beijveren om het lichamelijk (lijfelijk) juk van een onbarmhartig, vermoeiend knechtschap van de hals van het arme volk af te nemen… zo is het waardig en terecht, als alle geestelijke leraars zich daaromtrent bemoeien, dat tenminste het edele deel, de ziel, niet het ondragelijke juk van geestelijke onwetendheid opgelegd krijgt.
Heeft zijn lichaam geen vrijheid zo moge toch zijne ziel hare vrijheid hebben. Wordt zijn lichaam door zijn eigen lichaam (zijn lichamelijke heer, denk aan ”lijfeigene”) verteert, zo moge toch zijn geest door deze geestelijke spijziging gedijen. Geen tyran kan de geest overweldigen, want hem (de geest) heeft de Heer niet aan zijn (tyrannen-) hand maar aan uw (predikanten-) hand toevertrouwd „ Daarom moet u zich zonder ophouden voor het verkrijgen en voor het versterken van het privelege zijner geestelijke vrijheid beijveren, opdat – hoewel zijn arme lichaam onder de versmachtende slaafse arbeidslast zweet, zijn geest zich toch innerlijk verheugen mag. – Dit moge u, toegenegen lezer, voor alles goed bedenken alvorens uw oordeel over een uitgave als deze edele catechismus te vellen.

(Einde passage en einde geciteerde artikel)

Bron tekst:  Kerkblad NGK Rijswijk (1973) – C.J. Janse

 (…) 17 De Heere nu is de Geest; en waar de Geest van de Heere is, daar is vrijheid.
(Uit 2 Korintiërs 3)

Bron afbeelding:  Pinterest

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Geschiedenis. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s