Mijmeringen bij de herdenking van de Reformatie (1517) en 400 jaar Dordt.
(…) 5 Mijn hart krimpt in mijn binnenste, doodsangst heeft mij bevangen,
6 vrees en beven grijpen mij aan, ik huiver over heel mijn lichaam.
(Uit Psalm 55)
De Psalmen
(…) Reformatieherdenking 2018. Al lezend, aangekomen bij Psalm 55, hoor ik Luther zeggen tijdens een college over deze Psalm (twee jaar voor 1517): Hier stort Christus zijn tranen en Hij beklaagt zich bij zijn Vader vanwege Judas. Wie van Christus is, zal omwille van Hem lijden, een kruis dragen. ‘Zo heeft iedere Abel zijn Kain, iedere David zijn Saul (…) ieder die vroom wil leven in Christus moet vervolging lijden’. In een brief (27 juni 1530) troost Luther zijn vriend en collega Melanchthon met woorden uit Psalm 55. Hij wijst op Johannes Hus die een eeuw tevoren om het geloof door zijn mede-ambtsbroeders werd verbrand. ‘De zaak is het waard! (…) en als zij niet waar is, laten we dan herroepen (…) Het is niet onze zaak!’
Ondertussen ligt het vijandelijk gevaar vooral binnen de Kerk. Psalm 55 opnieuw: ‘Het is geen vijand die mij hoont (…) nee, hij is het met wie ik vertrouwelijk omging, met wie ik, in gezelschap van velen, naar het huis van God wandelde‘ (Psalm 15) en- zeg maar – het Avondmaal vierde. Hij die mooie woorden sprak, maar zij bleken zwaarden te zijn (Psalm 22). ‘Mannen van bloed en bedrog‘ (Psalm 24) preken over de ‘levende stenen” (1 Petrus 2) die gebouwd worden ‘tot een heilig priesterschap‘.
Maar dat Petrus de priesters waarschuwt voor bedrog, huichelarij, afgunst en kwaadsprekerij, komt niet aan de orde. Dat komt niet zo uit. Calvijn (Psalm 55): “Satan kwelt en plaagt de Kerk van God niet slechts door het zwaard en door moord, maar hij port ook vijanden aan die tot het eigen huis behoren‘. Er is en wordt wat kapotgemaakt door jaloezie, laster, concurrentiedenken, hypocrisie, machtswellust, egoïsme en allerlei andere “ismen”.
Kapotgemaakt door vroomheid waarin Christus niet de dienst uitmaakt. Kortweg: gedoe. De klokkenluiders die aan de bel trekken, de “stenen die de bouwspecialisten hebben weggesmeten” (Psalm 118), zij die een steen in de kerkelijke vijver gooien door uit te spreken wat zij niet langer kunnen opkroppen, worden als liefdeloos monddood gemaakt. Hoeveel onrecht ligt er onder de vloerkleden in rechtbanken en ministeries, onder de tapijten in de salons van topbankiers, in kerkenraadskamers en synodezalen.
In ruimten waar uitgerekend de Psalmen worden gezongen. Klokkenluiders worden als zondebokken geofferd om ‘de lieve vrede’ te waarborgen en lasteraars uit de wind te houden met behulp van “verborgen codes en mores’ (Sake Stoppels).
Heksenprocessen zijn geen verleden tijd. Raddraaiers worden op het paard getild, verborgen in het paard van Troje. Luther roept op tot boete, schuldbelijden, biecht. Voor het te laat is.
‘Biechten’? Dat is voor de ‘Roomsen’. Wij zijn niet ‘rooms’. Nee, maar zijn wij dan katholiek? Waar staan wij dan en hoe is dat te merken? Moge 31 oktober een boetedag zijn en het evenement in Dordt worden aangegrepen om op te roepen tot bekering: “Wij hebben God op ’t hoogst misdaan, wij zijn van ’t heilspoor afgegaan; ja, wij en onze vaad’ren tevens …”(Psalm 106).
Calvijn (Psalm 55): ‘Dit is een grondprincipe dat wereldse lieden niet kennen, maar dat vastligt door de voorzienigheid van God, dat de ene mens zich verbonden weet aan de andere door het gezamenlijk uitoefenen van een ambt of een beroep… ” God geeft daarin een teken om in broederlijke liefde (!) met elkaar om te gaan en elkaar de helpende hand te bieden en niet elkaar te grieven en te kwellen.
Kerkhervorming 2018. Stelling 62 van Luther, 31 oktober 1517: ‘De ware schat der Kerk is het heilig Evangelie van de heerlijkheid en de genade van God‘. ‘Maar deze schat is natuurlijk zeer gehaat, want daardoor wordende eersten tot laatsten’. Luther’s oproep boete te doen, geldt niet slechts ons innerlijk – zegt hij – ‘want dat is waardeloos, als zij niet uiterlijk op allerlei wijze het vlees -het ik- bewerkt”.
Wat wordt er van de Kerk? ‘Al wordt de wereld ook een hel en ’t leven niets dan lijden, wij vrezen niet, Immanuël zal stellig ons bevrijden…’ (Luther). Dit lied wil ik wel boven en tegen alles uitzingen. Want Gods Verbond staat vast!
(wordt vervolgd)
Bron tekst: Ecclesia nr 21 – oktober 2018, door dr. M. Verduin, Zeist.
(…) 10 U, Heer, zal ik loven onder de volken, over U zingen voor alle naties.
11 Hemelhoog is uw liefde, tot aan de wolken reikt uw trouw.
12 Verhef u boven de hemelen, God, laat uw glorie heel de aarde vervullen.
(Uit Psalm 57)