(…) 7 Houdt uw voorgangers in gedachtenis, die het woord Gods tot u hebben gesproken; let op het einde van hun wandel en volgt hun geloof na. 8 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. 9 Laat u niet medeslepen door allerlei vreemde leringen; want het is goed, dat het hart zijn vastheid vindt in genade en niet in spijzen: wie het hierin zochten, hebben er geen baat bij gevonden. (Uit Hebreeën 13)
[Begin citaat]
Wat is de plaats van de theologie in een opleiding van voorgangers (dienaren van het Woord) in de gemeente? Wat zeg je vooraf?
Professor Bavinck bijvoorbeeld, wilde de theologie als wetenschap niet onderschatten. Dat willen wij ook niet. Er werd in de afgelopen jaren meermalen gesuggereerd, dat wij aan het Nederlands Gereformeerd Seminarie niets van wetenschap moesten hebben, maar dat is niet waar. De wetenschappelijke theologie behoort echter op haar plaats te blijven, mag niet over de Schrift heersen!
Gezien de dikwijls negatieve houding tegenover ons streven, is dit blijkbaar niet begrepen, misverstaan, niet gevat. Het was ‘moeilijk’ vond men veelal – terwijl we, nota bene, in het synodalistisch drijven in de jaren veertig levensgroot hadden meegemaakt, hoe het synodale verbondssysteem totaal over de Schrift heerste. Wie de Schrift wilde naspreken over het verbond met Abraham en met ons en onze kinderen, werd monddood gemaakt. Men moest buigen voor het synodaal-theologisch systeem. Het is toch niets nieuws als we aan het Seminarie zeggen: ‘De wetenschap mag niet zó over de Schrift heersen’? We hebben dat als kerken in de jaren veertig meegemaakt. Jammer, dat er ten aanzien van ons werk een zekere onwil was om dat te verstaan.
Wat betreft het verschil tussen de theologie en de normale geloofskennis van Gods volk, dit loopt parallel met het verschil tussen het gewone naïeve weten en het wetenschappelijk kennen. Ja, als de man van wetenschap leidsman wordt in de kerk, dán gaat ook de ontwikkeling van het wetenschappelijk denken daar de toon aangeven. En dan komt het zover, dat de gangbare ‘mening’ van theologen de dienst uitmaakt in de kerk. Geleerd door deze ervaringen zochten we een andere weg.
We letten bij deze prolegomena (‘dingen die vooraf gezegd moeten worden’) met name op het verschil in karakter van theologisch wetenschappelijke kennis en het praktisch verstaan van de Schrift. Theologisch is het laatste aan de theologische faculteiten niet in tel. Het wordt nauwelijks in zijn waarde onderkend. Het ging er ons dus van meetaf aan om bij ons plan van opleiding van dienaren van het Woord Gods Woord de plaats te geven die het toekomt.
(…) Dat geldt ook hier: Niet de theologen moeten bepalen welke geloofsuitspraken belangrijk zijn en welke niet. De wetenschap moet een bescheiden plaats innemen in de werkelijkheid, ze moet in de kerk niet doen alsof zij het voor het zeggen heeft.
(…) De taal van de Schrift staat midden in de tijd. Zij spreekt ‘praktisch’ tot de gemeenten, vertroostend, bemoedigend, bestraffend, midden in de werkelijkheid van het leven. Vergelijk ‘wat de Geest tot de gemeenten zegt’ (Openbaring 2, 29, e.a.p.). Dat is wat anders dan een wetenschappelijke verhandeling.
Nu, bij de Prolegomena, de dingen, die éérst gezegd moeten worden, hebben we dat gezegd. We zeggen het nog steeds. De wetenschappelijke theologie is begrensd, is andersoortig dan het praktische spreken van de Schrift. De aanstaande dienaren van het Woord moeten leren, onder meer, hoe de Here de Christenheid ziet. Dat is een vraag van belang en een vraag waar alles om draait, wat onze toekomst betreft. Het is een vraag die door de wetenschap niet onder ogen gezien wordt. Ze kan die vraag niet áán. En ze is daardoor ook niet bij machte de gemeenten te leiden! Ze kan niet aandringen om de HERE te vrezen!
(…) De dogmatiek staat, om zo te zeggen, buiten de tijd. Die kennis heeft geen betrekking op een bepaalde situatie, ze heeft ook geen macht om op te roepen tot bekering. Dogmatiek tróóst ook niet.
We hechten eraan om dit onderscheid in het oog te houden, opdat, onder meer, de aanstaande predikanten die we opleiden, ‘geen stenen voor brood’ zullen geven, in dorre opsommingen of constructies, en geen valse profetie zullen verkondigen vanuit een of andere moderne theologie. Ze moeten de staf van de Herder hanteren, de levende verkondiging van het Woord!
[Einde citaat]
Bron citaat: “Om het profetische Woord” uitgave ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Nederlands Gereformeerd Seminarie.
Bron afbeelding: DailyVerses.net