(…) ‘door Uw gerechtigheid’ (Uit Psalm 31 : 2)
(1) (…) “Door het geloof in Christus wordt Christus’ gerechtigheid onze gerechtigheid, en worden alle dingen die van Hem zijn, van ons – ja, Hij wordt Zelf van ons! Daarom noemt de apostel deze gerechtigheid ‘de gerechtigheid van God’ als hij zegt: ‘De gerechtigheid van God wordt geopenbaard in het evangelie, zoals geschreven is: de rechtvaardige zal uit het geloof leven’ (vgl. Romeinen 1 : 17; alsook Habakuk 2 : 4 en Hebreeën 10 : 38). Verder zegt hij: ‘Wij komen tot de slotsom dat de mens alleen door het geloof rechtvaardig wordt, zonder de werken der wet’ (vgl. Romeinen 3 : 28).
Dit is de oneindige gerechtigheid, die alle zonden in een oogwenk verzwelgt, want het is onmogelijk dat één zonde in of aan Christus hecht of kleeft. Hij die in Christus gelooft, hecht zich aan Christus, hij is verenigd met Hem – hij heeft één en dezelfde gerechtigheid met Hem! Daarom is het onmogelijk dat de zonde in hem blijft.
En deze gerechtigheid is de eerste, het fundament, de oorzaak, de oorsprong van alle ware gerechtigheid die iemand bezit of doet. Want deze wordt in de plaats gegeven van de oorspronkelijke gerechtigheid van Adam die verloren is gegaan. Zij bewerkt hetzelfde, ja meer dan deze oorspronkelijke gerechtigheid ooit heeft gedaan.
Zo moet ook de uitspraak van Psalm 31 : 2 worden opgevat: ‘HEERE, op U vertrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid – red mij door Uw gerechtigheid.’ Hij zegt niet ‘door mijn gerechtigheid’, maar ‘door Uw gerechtigheid’. Dat wil zeggen: door de gerechtigheid van Christus, mijn God, die door het geloof, door de genade, door de barmhartigheid van God de onze is geworden.
Deze [gerechtigheid van Christus] wordt in het boek Psalmen en op veel meer andere plaatsen genoemd: ‘het werk des Heeren’; ‘de Naam des Heeren’; ‘de kracht of sterkte van God’; ‘de barmhartigheid van God’; ‘de waarheid van God’; ‘de gerechtigheid van God’. Want dit zijn allemaal woorden van het geloof en het vertrouwen in de Heere Christus, ja, meer nog van de gerechtigheid die in Christus is. Daarom durft de apostel te zeggen: ‘Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij’ (vgl. Galaten 2 : 20).”
Maarten Luther: Sermo de duplici iustitia (1518/1519). Vgl. WA 2, 146, 8-26. Weergave: Dr. Walch, Sämmtliche Schriften, W(2) 10, S. 1265/1266.
(1) Bij bovenstaand citaat: In maart 1545 geeft Luther, in zijn voorwoord van zijn in het Latijn uitgegeven geschriften, een terugblik op zijn bevrijdende belevenis in het torenkamertje van het Augustijnenklooster te Wittenberg n.a.v. Romeinen 1 vers 17. Luther zegt: “Op dat moment voelde ik mijzelf als geheel en al opnieuw geboren, en door open poorten trad ik het paradijs zelf binnen. Toen kreeg ik ook een geheel ander gezicht op de Bijbel. Ik ging de hele Schrift, voor zover ik die in gedachten kon krijgen, door en vond ook bij andere woorden hetzelfde. Bijvoorbeeld: ‘werk van God’, betekent: dat werk dat God in ons werkt; ‘kracht van God’, – waardoor Hij ons kracht geeft; ‘wijsheid van God’, – waardoor Hij ons wijs maakt. Datzelfde geldt voor: ‘Gods sterkte’; ‘Gods heil’; ‘Gods eer’ enzovoort.” Dat deze zogenoemde ‘Turmerlebnis’ in ieder geval vóór 1518 gedateerd moet worden, blijkt uit het onderstaand preekfragment uit 1518, waarin Luther in zijn ‘Preek over de tweevoudige gerechtigheid’ (uitgave 1519), bijna dezelfde woorden gebruikt rond de tekst uit Romeinen 1 vers 17.
Bron citaat: Wilt u deze Luthercitaten ter kennismaking doorsturen aan uw vrienden. Er zijn geen kosten aan verbonden. Voor het aanmelden/afmelden van deze wekelijkse citaten kunt u gebruikmaken van dit e-mailadres: info@maartenluther.com