(…) 4 HEER, snijd hun valse tongen af, snoer de monden vol grootspraak
5 die zeggen: ‘Met onze tong zijn we sterk, onze mond helpt ons, wie kan ons aan?’
(Uit Psalm 12)
De cynicus, die pretendeert overal en altijd en tegenover ieder mens op dezelfde manier ‘de waarheid te spreken’, toont alleen een dood afgodsbeeld van de waarheid.
Door zichzelf het aureool van de waarheidsfanaticus te verlenen, die met menselijke zwakheden geen rekening kan houden, maakt hij inbreuk op de levende waarheid tussen de mensen.
Hij kwetst de schaamte, ontheiligt het geheim,
breekt het vertrouwen,
verraadt de gemeenschap waarin hij leeft, en glimlacht hoogmoedig over het slagveld dat hij heeft aangericht, over de menselijke zwakte, die ‘de waarheid niet verdragen kan’.
Hij voelt zich als een god verheven boven de zwakke creaturen
en weet niet, dat hij de satan dient.
Er bestaat een satanswaarheid. Het is haar wezen, onder de schijn van waarheid alles te loochenen wat werkelijk is. Zij leeft van de haat tegen het werkelijke, tegen de wereld, die door God geschapen en bemind wordt.
Zij doet het voorkomen, als zou zij het gericht van God over de zondeval van de werkelijkheid voltrekken. Maar…
Gods waarheid oordeelt het geschapene uit liefde
de satanswaarheid oordeelt het uit haat en nijd.
Gods waarheid is vleesgeworden in de wereld
leeft in de werkelijkheid, de satanswaarheid is de dood van alle werkelijkheid.
Het begrip ‘levende waarheid’ is gevaarlijk en wekt de verdenking, als zou de waarheid kunnen en mogen worden aangepast aan de situatie van het moment. Het begrip ‘waarheid’ zou dan totaal worden ontkracht en waarheid en leugen zouden bedrieglijk dicht in eikaars buurt komen te liggen. Het is belangrijk dit gevaar in het oog te houden.
De enige mogelijkheid om dit gevaar te bezweren bestaat hierin, dat men telkens aandachtig nagaat, welke inhoud de werkelijkheid dicteert en welke grenzen zij stelt aan mijn uitspraak, wil deze waarheidsgetrouw zijn. Maar nooit mag men, om de gevaren die in het begrip levende waarheid’ besloten liggen, deze ten gunste van het formele, cynische waarheidsbegrip opgeven.
Bron tekst: Bonhoeffer Brevier – “Wat betekent waarheid spreken” – “De cynische en de goddelijke waarheid” (21 juni) – ©1968 Ten Have b.v. Baarn, Vijfde druk 1978
1 Een pelgrimslied.
Roep ik in mijn nood tot de HEER,
Hij geeft mij antwoord.
2 Bevrijd mijn ziel, HEER,
van lippen die liegen,
van de tong die bedriegt.
3 Wat zal je straf zijn,
bedrieglijke tong,
en wat je straf nog verzwaren?
4 Pijlen, gescherpt voor de strijd,
en dan gloeiend houtskool van brem!
5 Ach, dat ik moet wonen in Mesech,
ver van huis bij de tenten van Kedar.
6 Te lang al woont mijn ziel
bij mensen die vrede haten.
7 Spreek ik woorden van vrede,
zij willen oorlog.
(Psalm 120)