“U hebt Hem (voor korte tijd) minder gemaakt dan de engelen, maar met eer
en heerlijkheid gekroond en Hem boven al uw werken gesteld“
(Psalm 8: 6 ev)
(…) De Mensenzoon
Dat het zingen van de kinderen juist in deze situatie van grote betekenis is, wordt des te duidelijker als we de Psalm nog eens lezen:
“Uit de mond der kinderen hebt U lof bereid, met het oog op uw vijanden, om de vijand en de wraakzuchtige de mond te snoeren. Omdat ik de hemelen, het werk van uw vingers zal aanschouwen, de maan en de sterren, die U alleen grondvestte – wat is de mens dat U aan hem denkt en de mensenzoon dat U zorg voor Hem draagt?”
De dichter is onder de indruk van Gods majesteit en vraagt zich af hoe het kan dat de almachtige God zo bezorgd is over de broze en kleine mens. Zo moet de Psalm geklonken hebben in de tijd van de Psalmist.
In de tijd van Jezus heeft de Psalm een nog diepere betekenis. Dat is vooral het geval als we letten op het feit dat de kinderen in Psalm 8 zingen dat God zorg draagt voor de ‘mensenzoon‘. Wie thuis is in de Evangeliën weet dat de Here Jezus dit woord naarmate Hij dichter bij Jeruzalem kwam steeds vaker in de mond nam en er zichzelf mee aanduidde. Hij verwees ermee naar Daniël 7, waar de profeet in een visioen iemand ziet “als een Mensenzoon, aan wie God alle macht heeft over de hemel en de aarde.” Het feit dat Jezus deze woorden op zichzelf leek toe te passen, ergerde de farizeeërs en Schriftgeleerden buitengewoon. Hij suggereerde ermee dat Hij Gods Zoon was.
Als Jezus hen er dus op attent maakt dat het zingen van de kinderen in Jeruzalem heenwijst naar Psalm 8 onderstreept Hij dat Hij de Zoon des mensen is en dat God zorg voor Hem zal dragen, ook als de vijanden Hem zullen doden. In dat licht is ook het vervolg van de Psalm in de LXX-tekst veelbetekenend. De psalmist zegt in de LXX immers over de mensenzoon: “U hebt Hem (voor korte tijd) minder gemaakt dan de engelen, maar met eer en heerlijkheid gekroond en Hem boven al uw werken gesteld” (Psalm 8: 6 ev).
Deze woorden zijn een regelrechte heenwijzing naar wat God de mensenzoon zal schenken: Hij zal Hem, ondanks het feit dat Hij voor een korte tijd minder is geworden dan de engelen, met eer en heerlijkheid kronen. Aan deze belofte wordt Jezus herinnerd bij het zingen van de kinderen.
Deze belofte brengt Hij de priesters onder de ogen, als Hij verwijst naar deze Psalm.
Het is alsof Hij wil zeggen: “u verwerpt me wel, maar weet dat God, die vol majesteit is, voor wie het heelal, dat zo imposant is ‘slechts’ het werk is van zijn vingers (Psalm 8 : 4 en Jesaja 40) aan de Zoon des mensen met zorg zal denken, ondanks het feit dat Hij nu minder is dan de engelen. Hij zal Hem, ondanks uw vijandschap, kronen met eer en heerlijkheid en Hem alle macht geven in de hemel en op de aarde.” Daar herinneren de kinderen aan!
Dat deze Psalm op deze manier door de vroegchristelijke gemeente is uitgelegd bewijst de brief aan de Hebreeën. In hoofdstuk 2 (vs 8, 9) wordt de Psalm direct betrokken op Jezus: “Wij zien nog niet dat aan de mens alles onderworpen is. Maar wij zien Jezus die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was, vanwege het lijden van de dood, opdat Hij door de genade van God voor een ieder de dood zou smaken – met eer en heerlijkheid gekroond.” Psalm 8 heeft zijn vervulling gekregen.
De lofzang van de kinderen is uitgekomen, ondanks de priesters. Psalm 118, waarin Hem Gods zegen werd toegezongen als de Zoon van David is in vervulling gegaan. Jezus is opgestaan. De Zoon van David is de Zoon des mensen! Hij is verheerlijkt en hééft alle macht gekregen. De christelijke gemeente ziet Hem daarom nu al, zittend aan de rechterhand van God, tot Hij alle vijanden gesteld zal hebben tot een voetbank van zijn voeten (Psalm 110).
Zo wordt duidelijk dat het zingen van de kinderen voor Jezus een buitengewone bemoediging geweest is, omdat Hij het zag in het licht van Psalm 8 in de LXX! Hij hoorde in hun lofzang de belofte van Gods hulp en trouw aan de Zoon des mensen, ondanks de vernedering die Hij moest ondergaan, alle vijanden ten spijt! En dat liet Hij de hogepriesters en de Schriftgeleerden weten.
“Uit de mond der kinderen…”!
Bron tekst: “Psalm 8 in de LXX. Uit de mond der kinderen…” gedeelte overgenomen uit de bijdrage van dr. H. Klink en drs. mw. M.A. Aalders in Ecclesia nr. 20 – oktober 2015.
Zie ook: Uit de mond van kleine kinderen
Bron afbeelding: SlidePlayer