(…) 15 “Wat doet u toch? Wij zijn mensen, net als u. Onze boodschap is nu juist dat u geen afgoden moet vereren, maar de levende God, die de hemel en de aarde en de zee heeft geschapen en alles wat daar leeft. 16 Hij heeft in het verleden alle volken hun eigen weg laten gaan,”… (Uit Handelingen 14)
(…) Wij merk(t)en dus een innerlijke verwantschap op tussen een typische zonde van het Lycaonische volk (Zie Handelingen 14) en het Joodse volk; in beide gevallen is sprake van een aanpassing van het oorspronkelijk cultuurleven aan dat van de Hellenistische periode. Het romantisch moralisme, dat we hier aantreffen, schijnt een echt Hellenistisch motief te zijn. Dit geeft ons reeds een iets steviger houvast aan de betekenis van de term Hellenisme. Het Hellenisme is een beweging van cultuurvereniging. Verschillende cultuurkringen worden tot een geheel samengevoegd, en al zijn de samenstellende delen nog te onderscheiden, de eenheid is ook reeds wordende. De afval van het Jodendom in deze periode kwam vooral daarin uit, dat het Joodse volk ondanks de neiging tot afzondering, toch reeds bezig was deel uit te maken van het Hellenistisch cultuurgeheel. En in de wording van dit geheel zien we een voorname trek van de “volheid des tijds“.
Het is nog niet de “volheid der tijden“. Ook die wordt gekenmerkt door een vereniging van vele verschillende culturen. Van de volheid des tijds is dit nog slechts een voorspel: het zijn de landen rondom de Oude Wereldzee, die in een cultureel verenigingsproces begrepen zijn; het volk met de bijzondere roeping is van dit proces niet uitgesloten; niettemin is het een voorspel: grote delen van de wereld zijn er niet in begrepen, de bewoners van een groot deel van Afrika en Indië, van China en Australië en Amerika en een deel van Europa vallen er nog buiten. Als de volheid der tijden aanbreekt vindt dit alles zijn voltooiing. Dan is niet één volk uitgezonderd. Ook het volk met bijzondere roeping, de Christelijke kerk, is dan in het verenigingsproces begrepen. Zoals het Joodse volk van zijn roepingsbesef was losgeslagen toen de volheid des tijds aanbrak en van het zaad van Abraham een opvatting koesterde, die in romantisch moralisme zich niet van de wereld onderscheidde, zo zal in de volheid der tijden de kerk en de christelijke cultuur verwereldlijkt blijken te zijn.
En opnieuw zal de Zoon des mensen vragen: Zal Ik ook geloof vinden op de aarde?
Als wij ontdekken, dat geforceerde kerkelijke eenheidsbewegingen, gepaard met vertrouwen op eigen wijsheid en deugd, hand over hand toenemen, wil dit niet anders zeggen, dan dat de hemel droevig rood wordt.
Het antwoord van de apostelen op de uiting van Hellenistisch (on)geloof laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Zij zagen het gevaar zo scherp, omdat zij zelf Hellenisten waren. Zij verstonden de Hellenistische afval zo goed, omdat hun eigen volk daarin deelde, en zij deze afval ook in eigen hart te bestrijden hadden. Daardoor verstonden zij hun tijd en de taal van hun tijd ; daardoor konden zij in die taal van de waarheid getuigenis geven; daarom is het Nieuwe Testament een plant van Griekse bodem omdat het in de taal van het Hellenisme getuigt tegen het afvallig Hellenistisch geloof.
Dit getuigenis (in Handelingen 14)bevat eerst de prediking van den soevereine God, vers 15, en dan een kort overzicht over de geschiedenis in haar geheel, vers 16 en 17. In de prediking van de soevereine God staat heel scherp het geloof naar Gods Woord tegenover het geloof, dat uit het mensenhart opkomt in tegenstelling tot Gods openbaring. Vers 16 laat geen twijfel bestaan omtrent de afval van alle volkeren: God heeft ze in het verleden in hun eigen wegen laten wandelen. Ook het geloof van de Lycaoniërs is daarvan een bewijs. Toch heeft God zich niet onbetuigd gelaten. Hij heeft van de waarheid getuigd, door wat Hij deed: hun leven onderhouden en tot ontwikkeling en bloei brengen.
In de tegenstelling tussen het wandelen in eigen wegen, d.i. leven in afvallig geloof in verwerping van het woord Gods, en het getuigenis van God omtrent de waarheid ligt de Nieuw-Testamentische geschiedenisbeschouwing in kiem besloten. (…)
Voor het ogenblik willen wij, als vrucht van onze lezing van dit Schriftgedeelte vasthouden:
- dat de apostolische prediking de Hellinistische geloofsinterpretatie van het openbaringswonder radicaal afwijst;
- dat de apostelen reeds de eerste keer, dat zij met een heidens gehoor in nauwer contact komen de nadruk leggen op de afval van alle volken. Het constateren van deze afval houdt Gods oordeel in over de samengestelde Hellenistische wereldcultuur, die beslissend geworden is voor de culturele ontplooiing van alle volkeren van de wereld tussen de volheid des tijds en de volheid der tijden.
Bron tekst: “Evangelie contra evangelie – Joden en Grieken in het Nieuwe Testament” van prof. dr. K.J. Popma (1903-1986).
Bron afbeelding: Pinterest