‘Over het kwaad van vandaag heenglijden’…

Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.’ (Uit Matteüs 6 de verzen 28-34 vers 34)

Geciteerd (bewerkt): In dit nieuwe jaar dan zou een ieder er weer bovenop komen. Het geleden leed zou vergeten zijn. Lofliederen zouden uit de verdroogde kelen opstijgen. En nu reeds, nog te midden van tegenspoed, werd men staande gehouden, door de hoop dat het welhaast daartoe komen moest; een hoop waarvan men wel niet leven kon, maar die toch de levensmoed ophield…

Maar wie kan er het oog voor sluiten, dat ook het jaar 1895 (alsook 2022) ons het eerste uitbotten van die hoop niet gebracht heeft. Gevorderd is men op geen enkel punt. Niet één knoop in het grote maatschappelijk vraagstuk is ontward. Het bleef heel Europa door, en tot zelfs over zee, gespannen staan. En de moeilijkheid om een eerlijk stuk brood te verdienen, werd al groter; de concurrentie met haar onheilige hartstocht, al straffer; we hebben voor een dozijn en meer jaren een tijdperk van welstand gekend, maar die welstand is weg.

En nu kunt ge daar wel tegenin roepen: “Wees toch niet bezorgd, lieve broeder, Die zorgt is de Heere”; maar uit het Evangelie blijkt dan toch, dat Christus zelf ons menselijk hart in zijn angst en in zijn nood heel anders aangrijpt. Want zeker, ook de Heere riep: “Wees niet bezorgd”, maar bij dat zeggen deed Hij ook die heel andere snaar in ons hart trillen: “Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad”.

Uw leven is (dus) niet een keten van draaglijke dagen, nu en dan door een dag van tegenspoed afgebroken; heel uw leven is tegenspoedig, op elke dag is er een drinkbeker te drinken…
Dat ge met het kwaad van morgen en van overmorgen nu reeds bezig zijt, toont dat ge over het kwaad van vandaag heenglijdt, dat niet doorziet, dat niet peilt in zijn diepte. En daarom: Vervul thans uw hoofd en hart niet met het kwaad, dat bij morgen hoort. Dat komt eerst aan de orde als het morgen zijn zal.

En nu roept Jezus u op eenmaal naar uw hart terug, en klaagt u aan over uw ongevoeligheid. Dat ge ’s avonds bij het naar bed gaan zeggen kunt: “Goddank, vandaag is alles wel gelopen. Geen kwaad is er geweest, onderwijl toch, bij heiliger licht bezien, niets goed liep, noch in uw eigen hart, noch in uw gezin, noch in uw omgang, en niet alleen uw innerlijk leven, maar uw betrekking tot anderen, en uw levenstoestand zo heel anders was en bleef, dan dit zijn moest in het Paradijs, terwijl gij toch als Gods kind al wat minder dan het Paradijs is, een kwaad moest weten te noemen. Maar daar zijt ge over heen. Ge zit in den kerker en zijt er door afgestompt. Ge draagt boeien en het ergert u niet meer als het ruwe ijzer in uw vlees snijdt.

En zeg nu niet, dat dit woord van Jezus u nog ongelukkiger maakt. Dat schijnt wel zoo, maar het is zo niet. Dan verwijt men u: Met mijn zorgen voor de toekomst heb ik het al zoo zielsbenauwd; en nu wilt ge me nog het hart bezwaren met allerlei kwaad in het heden, waaraan ik gelukkig gewend was geraakt, en dat me deswege niet meer beklemde…

Lees heel deze meditatie uit 1895: ‘Nieuwejaar

Bron citaten: digibron-nl* – ‘Nieuwejaar’ (1895) – De Heraut (29-12-1895) – Pagina’s 1-2
* Artikel aangeboden door de Vrije Universiteit van Amsterdam

Bron afbeelding: BibliaToDo

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s