‘Indien ik zou spreken als zij, ik pleegde verraad aan Gods kinderen.‘
(Uit Psalm 73 vers 15)
Uit een preek die gehouden werd op Zondag 20 juli 1940
Geciteerd 1: In de stormen van de tijd krijgen wij allen het heel moeilijk met ons geloof in God; heel moeilijk met ons vertrouwen in onze broeders en zusters. Maar we houden stand, zolang we nog zeggen: ik geloof in een heilige, algemene, christelijke kerk en ik kan aan de kerk niet ontrouw worden. Alleen wie de kerk gelooft en belijdt heeft in de zwaarste uren van zijn leven een laatste weerstand.
Geliefden, jullie hebben allemaal jullie aanvechtingen vandaag*; maar ga om jullie levenswil in jullie nood niet de kerk de rug toekeren. Zie de velen afdwalen, maar zie vooral de weinigen die zich als kinderen van God openbaren en blijf in jullie nood en aanvechting jullie liefde en trouw aan hen geven. Als je van Gods doen in de geschiedenis niets meer begrijpt, als het je is alsof je vergaat, blijf de kerk zien. Bid voor jezelf, bid ook voor de kerk: ‘Laat vanwege mij niet beschaamd worden wie op u hopen, o HEER van de hemelse legermachten‘ – Psalm 69 vers 7, en zie ook vers 3.
* Kort na de inval van de Duitsers in mei 1940.
Geciteerd 2: De band aan de kerk is dus in onze persoonlijke aanvechting een zaak van grote betekenis. We hebben daarin houvast en steun in onze verzoekingen. Maar ik zei al eerder dat de band aan de kerk ons tenslotte niet over de problemen heen helpt. Toch komt de triomf over de aanvechting nergens anders dan in de kerk. Asaf kwam niet verder ‘totdat hij in Gods heiligdommen inging en op hun einde lette’. Als we weten willen hoe hij zijn aanvechting te boven kwam, dan zegt hij het ons zelf: ik ging naar de kerk. Ik kwam in Gods heiligdommen.
Nu, jullie weten, wat het heiligdom was voor de gelovigen toen. In het heiligdom, daar is het Godsvolk vergaderd. En de gelovigen verlangen tenslotte één ding: dat hij of zij al de dagen van zijn of haar leven mag wonen in het huis van de Heer, om de liefelijkheden van de Heer te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel. In het heiligdom: daar vinden we de gemeenschap en daar vinden we ook onze God. We weten wat er in de tempel te onderzoeken valt, want daar openbaart God Zijn Woord.
Geciteerd 3: Asaf kon God niet meer vasthouden, maar hij hield de gemeente vast. Maar nu hij daarmee begint (de draad weer oppakt – AJ), nu grijpt hij ook weer Zijn God vast. En daarom gaat hij dan ook naar de tempel. Waarom? Omdat hij daar de ontmoeting met Zijn God verwacht? Maar hij verwacht van God toch niets meer? Hij gaat naar het heiligdom omdat hij trouw blijft aan de kinderen van God – zie vers 15 van deze Psalm.
Juist nu hij de gemeenschap met de kinderen van God bewaart, nu vindt hij de Vader weer. Want daar in het heiligdom, waar de kinderen van God elkaar vinden, daar woont de Vader en daar spreekt Hij. En daar openbaart Hij wat buiten de tempel een geheim blijft. D.w.z. hier worden gezichtspunten geopend, die anders niet te ontdekken zijn. Hier krijgt hij de sleutel in handen. Niet door dat gebouw, maar doordat God daar spreekt – toen d.m.v. de priesters (zie Maleachi 2 vers 5-9).
Geciteerd 3: Het geloof is heel eenvoudig. Het maakt de verhoudingen in het leven niet anders. Maar het geeft de rechte kijk op de verhoudingen. Het doet er niet toe waar God ons zet: in de hoogte of in de diepte, in rijkdom of armoe, in vrijheid of in de gevangenis; het gaat er slechts om waartoe God ons daar zet. Of we daar dichtbij Hem zijn dan wel ver van Hem. Als we ver van Hem zijn, dan vergaan we. Dan is elke hoogte een afgrond, elke berg een ravijn; ver van Hem, dat maakt de grootste rijkdom tot bittere armoe; alle macht tot machteloosheid, elke zegepraal tot nederlaag.
Dat ontdekken we zo in het leven niet; maar we leren dat in de heiligdommen van God. Het meest kwellende wordt in de verkondiging van Gods Woord van een grote simpelheid. Alles wordt voor ons zo eenvoudig als het voor de kinderen is; want kinderen luisteren naar hun vader en dan zeggen ze: natuurlijk, zo is het!
Ach, ik weet ook wel: dat simpele geloof is vaak zo moeilijk. Want het is moeilijk te worden als de kinderen. Maar we moeten in onze aanvechtingen niet gaan redeneren en piekeren; we moeten met al onze strijd naar de kerk. Want hier geeft God de oplossing. Hij spreekt Zijn Woord en dan vraagt hij niet alleen het geloof maar Hij geeft het ook; Hij werkt dat geloof, dat alle vraagstukken kinderlijk eenvoudig maakt.
Geciteerd 4: En nu zegt Asaf: ik heb geloofd en daarom zal ik spreken in de kerk. Mij aangaande, het is mij goed nabij God te zijn. Dicht bij God: hij bedoelt niet dat hij eigenlijk al in de hemel leeft en zich opgetrokken voelt in zijn toekomstige glorie. O nee, hij zegt dit uit de diepte. Hij heeft nog niet één goddeloze zien ondergaan; en hij wordt nog de hele dag geplaagd. Maar in de diepte is hij nabij God. God is bij Zijn kinderen in de diepte; daar is wel moeite, maar geen toorn; daar is dagelijks de plaag van het leven, maar daar is geen ogenblik vloek in dat leven. Asaf weet dat God zijn weg door de duisternis leidt naar het licht.
Geciteerd 5: Wat zal ik nu doen met wat ik gehoord heb? Ik zal al uw werken vertellen. U hebt me het rechte zicht (de juiste kijk) op het leven gegeven. Maar U hebt me dat gegeven in de kerk. Here mijn God, ik begrijp het nu ook. De weg tot U loopt altijd door de kerk. Ik kwam door Uw kinderen tot U. U kwam in de kerk tot mij. Nu sluit ik me niet op; ik ga (of laat) me niet isoleren; ik kan niet zwijgen. U hebt mijn ogen geopend in de kerk, opdat ik heel de kerk zou zien. Here, ik ga al spreken; ik ga al uw werken vertellen. Ik heb het zelf mogen zien, ik ga het aan anderen zeggen, hoe eenvoudig de geschiedenis is. Ik ga het hun zeggen dat niet de vraag is hoog of laag, maar dicht bij U of ver van U af.
Geciteerd slot: Geliefden, jullie zijn vandaag weer in de kerk geweest. Jullie nood is niet weggenomen. Jullie vinden het leven morgen precies zoals jullie het gisteren achter gelaten hebben. Maar jullie vragen zijn opgelost. Jullie weten waar alles ook van deze tijd op uitloopt; jullie weten wat het leven tenslotte beheerst. Ik weet niet hoe zwaar de komende week zal zijn aan nood, aan zorg, aan leed. Maar ik weet wel dit ene: ik ben toch altijd bij U. Ik ben daar niet alleen; de broeders zijn ook altijd bij U. Dat zal ik hun zeggen. Ik ben dicht bij U in de kerk.
Het leven is donker, de weg gaat door de diepte. Maar we zijn altijd nabij God en dicht bij elkaar.
Vertroost elkaar met deze woorden. Amen.
Bron citaten: Boek ‘Een levende hoop – Wiens sterkte in U is’ (deel V) – van ds. B. Holwerda (1909-1952), bij leven hoogleraar aan de theologische hogeschool te Kampen.
‘Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te zijn,
op God de HEER heb ik mijn vertrouwen gesteld,
en ik wil van al Uw werken vertellen.’
(Uit Psalm 73 vers 15)
Bron afbeelding: BibleJounal-net