Die niet terugschold, toen Hij werd uitgescholden, niet dreigde, toen Hij leed,
maar het overgaf aan Hem, Die rechtvaardig oordeelt.
(1 Petrus 2 : 23, weergave DB 1545)
Schelden en dreigen?
Nu zou je kunnen zeggen: ‘Wat? – heeft Christus ook niet terug-gescholden, als Hij in het Evangelie de farizeeën en Schriftgeleerden huichelaars, moordenaars, slangen en adderengebroedsels noemt? (1) En hoeveel keer roept Hij een “Wee u…” over hen uit?’ (vgl. Mattheüs 23 : 13 vv en Lucas 11 : 37-54). Antwoord: ja, deze voorbeelden willen we wél graag navolgen, dat we zouden mogen terugschelden en terugslaan. Want dat zou niet zo moeilijk zijn om te doen, daar hebben we zelfs geen leermeesters voor nodig.
Maar je moet het op deze manier begrijpen (zegt Petrus): ‘Tot op het uur, dat Christus moest lijden, heeft Hij in overeenstemming met Zijn profetische ambt dat Hij uitoefende, de waarheid gezegd en de leugen bestraft, en juist daarom heeft Hij het kruis op Zijn rug gekregen en heeft het nu met Zijn lijden moeten bekopen. Toen heeft Hij niet teruggescholden, maar Hij heeft Zich als een slachtschaap (zegt Jesaja in hoofdstuk 53) laten doden en Zijn mond tegen Zijn lasteraars en moordenaars niet opengedaan.
Dit moet men met goed onderscheid verstaan: er is tweeërlei schelden of vloeken en dreigen. In de eerste plaats: vanwege het ambt, dat in Naam van God wordt uitgericht. In de tweede plaats: persoonlijk buiten het ambt, als iemand dit in eigen naam doet. Het ambt dat Christus op aarde heeft uitgericht (en na Hem ieder die daartoe is geroepen), staat toe en verplicht om de waarheid te zeggen en het kwade te bestraffen. Dit is noodzakelijk, zowel tot Gods eer, als tot het heil van zielen.
Want als iedereen de waarheid wilde verzwijgen, wie zou dan nog tot God komen? En zo is het strafambt een werk van Goddelijke en christelijke liefde. Want daartoe heeft God het ook aan de vader- en moederstand (2) opgelegd, waar toch de hoogste liefde door God in de menselijke natuur is ingeplant.
Dan moeten zij toch, als ze goede ouders zijn en hun kinderen echt liefhebben, er niet bij staan te lachen en het goedkeuren als hun kinderen ongehoorzaam zijn – maar dit zowel met woorden alsook met de roede straffen.
Dit zijn ambtelijke liefdesslagen, waartoe men verplicht is en die God heeft geboden. Zoals Salomo zegt: ‘Wie de roede spaart, die haat zijn zoon, wie hem echter liefheeft, die kastijdt hem’ (vgl. Spreuken 13 : 24). Zodoende mag en moet ieder straffen [lett.: schelden*], waar het ambt of de nood van de naaste dat vereist en het nuttig is tot betering en bekering.
Maarten Luther: [Crucigers Sommerpostille (Druck 1544), vgl. WA 21, 305 ff]
* (…) 2 Doch de HEERE zei tegen satan: De HEERE schelde u, gij satan! ja, de HEERE schelde u, Die Jeruzalem verkiest; is deze niet een vuurbrand uit het vuur gerukt? (Uit Zacharia 3)
(1) Uit Lukas 11: (…) 52 Wee jullie wetgeleerden, want jullie hebben de sleutel tot de kennis weggenomen; zelf zijn jullie niet binnengegaan, en anderen die wel binnen wilden gaan hebben jullie tegengehouden.’ 53 Toen Hij het huis verliet, waren de Schriftgeleerden en de farizeeën uitzinnig van woede; ze begonnen Hem over van alles uit te vragen, 54 in een arglistige poging om Hem te betrappen op een ongeoorloofde uitspraak.
(2) Ouderschap is bij Luther ook een ambt, ja zelfs het hoogste ambt.
Bron tekst: info@maartenluther-citaten.nl (www.maartenluther.com)
Wilt u deze Luthercitaten a.u.b. ter kennismaking doorsturen aan uw vrienden? Er zijn geen kosten aan verbonden als iemand deze wekelijkse citaten zelf ook graag wil ontvangen.
Bron afbeelding: SlidePlayer