‘Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u gesteld, dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht blijve; opdat zo wat gij van de Vader begeren zult in Mijn Naam, Hij u dat geve.‘ (Johannes 15 : 16)
Zie ook: ‘Gebed van Habakuk’ in Habakuk 3 : 2
Dit zijn de deugden van een vrome predikant en prediker: hij maakt Gods Koninkrijk groter, hij vult de hemel met heiligen, hij plundert de hel, berooft de duivel, weert de dood af, houdt de zonden in bedwang en onderwijst en troost bovendien de wereld, ieder in zijn eigen positie. Hij bewaart vrede en eenheid, voedt het jonge volk op en plant allerlei deugden in de mensen. Kortom, hij schept een nieuwe wereld en bouwt niet aan een vergankelijk en armoedig huis, maar aan een eeuwig, mooi paradijs, waarin God Zelf graag woont. Daarom is geen goud- of zilvermijn in een land met deze schat te vergelijken.
Bron citaat: checkluther-com – meditatie 27 juli 2020 – Luther Heritage Foundation (Veenendaal)
(…) 7 Denk aan uw leiders, die het woord van God aan u hebben verkondigd, neem een voorbeeld aan hun geloof en kijk vooral goed hoe hun levenswandel eindigt. 8 Jezus Christus blijft dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid! (Uit Hebreeën 13)
* Tegen deze achtergrond bezien is het begrijpelijk dat ‘iemand op het schild heffen’ de figuurlijke betekenis ‘hem of haar een hoge rang en/of groot aanzien verlenen’ ontwikkelde. Ook Romeinse keizers zijn op deze manier in de hoogte gestoken. De eerste moet Julianus de Afvallige zijn geweest. (Wat een ironie! AJ)
Opgemerkt AJ: We beseffen wel – m.n. vanwege dat latere boekje ‘Von den Juden und ihren Lügen’ – dat Maarten Luther niet te vergelijken is met de apostel Paulus waar het z’n nagelaten geschriften betreft. Ik durf wel van dit boekje en ook zijn andere geschriften over de Joden (m.i. ook wel ‘de val’ van Maarten Luther te noemen) te zeggen: ‘dat moest zo gebeuren.’ En wel m.n. vanwege de aanhangers/volgelingen van Maarten Luther. Want hoe graag maken wij van mensen niet ‘heiligen’ en/of verheffen we hen tot ‘pausen’. (1)
Dat zullen we Maarten Luther toch nageven dat hij ons altijd voor het eer geven aan mensen – ook aan de persoon Maarten Luther! – heeft gewaarschuwd op grond van Gods Woord. Dat ook hij ‘maar’ een huurling was, die als het er op aankwam kon of moest vluchten. Dat men hem daarin toen en later niet goed beluisterd en begrepen heeft is ons (m.n. de leden van de reformatorische kerken) zeer tot schade geweest en geworden en nog, namelijk wanneer we niet in praktijk brengen dat wij niet mensen maar God de eer zullen geven voor wat hij aan goede vrucht schonk of schenkt in iemands leven. En we zullen barmhartig – en dus vergevingsgezind! – omgaan met de zwakke en zondige kanten van de ander. De kerken hebben eeuwen de tijd gehad om Luthers dwalingen (en dat zijn m.n. zijn gedachten over hoe om te gaan met onze Joodse broeders en zusters/medemensen geweest) met Gods Woord in de hand af te wijzen en te weerleggen.
(1) Dat bleek al snel na de start van ‘De Reformatie’, er kwamen – ondanks de toch duidelijke waarschuwing van de apostel Paulus in 1 Korintiërs 4 : 1-21 – twee soms haast onverzoenlijke kampen (‘lutheranen’ en ‘calvinisten’) tegenover elkaar te staan, die het dankbaar luisteren naar het klare (duidelijke) geluid van het Woord van God vanwege de ‘onderlinge twisten’ beslist niet hielpen versterken en dat twijfelaars binnen de oude RK-kerk reden zal hebben gegeven om zich veiliger te voelen bij de ‘oude papieren’ (‘uitleg traditie’) van de RK-kerk; en dat temeer wanneer je blijkbaar het dan toch weer moest hebben van een nieuwe (elkaar op te leggen) ‘uitleg traditie’, namelijk die van de ‘RF-kerk(en)’, zoals die m.n. te vinden zou zijn in het nieuwe dikke leerboek (de ‘Institutie’) van ‘de calvinisten’ geschreven door hun ‘nieuwe paus’ Johannes Calvijn, en zoals dat later ook in ‘hun’ Belijdenisgeschriften werd ‘gesublimeerd’.
NB. M.i. had Calvijn er beter aan gedaan om koning Frans I op te roepen – met een beroep op Deuteronomium 17 : 18 – zich dagelijks te zetten tot het lezen van de Bijbel en tot gebed om wijsheid (voor het kunnen begrijpen en toepassen van Gods Woord) en zich te laten helpen (omringen) door goede uitleggers en predikers van Gods Woord, dan hem een nieuw soort ‘pauselijk dictaat’ toe te zenden, dat hem volledig zou kunnen/moeten overtuigen van de waarheid van ‘de nieuwe leer’.
Slotvraag: Maken wij genoeg zaak van het bidden en stellen wij wel een vast vertrouwen in het verhoord worden van de gebeden in de huizen en in de samenkomsten van de gemeenten wanneer we daar bidden voor onze overheden?!
Zie ook: De Bijbel het Boek van de heilige Geest!
Bron afbeelding: win.liceopatti-it