(…) 1 Broeders en zusters, wanneer u merkt dat een van u een misstap heeft begaan moet u, die door de Geest geleid wordt, hem zachtmoedig weer op het rechte pad brengen. Pas op dat u ook zelf niet tot misstappen wordt verleid. (Galaten 6 : 10)
Wanneer we in Christus gemeente(n) steeds weer in gedachten houden de woorden van Paulus aan de Filippenzen ‘maar in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender (voortreffelijker) dan zichzelf‘ (1), dan zal er een voortdurende zachtmoedige omgang zijn met elkaar en een liefdevolle – zo nodig vergevingsgezinde (2) – bereidheid zijn om met elkaar in gesprek te gaan en te blijven en om daarbij steeds weer daadwerkelijk naar elkaar te luisteren.
Dan is er ook altijd weer de ootmoedige bereidheid om ons door een ander te laten terechtwijzen – op wat voor gebied dan ook – met dat wat die ander uit Gods Woord weet aan te voeren als grond voor zijn of haar terechtwijzing(en). En natuurlijk zal de ander dan ook weer de liefde en de bereidheid hebben op te brengen om die ander te horen over wat deze daarbij of daartegen nog weer in te brengen heeft.
Eerbiedig en nederig gebed om de leiding van de heilige Geest – persoonlijk maar ook gezamenlijk – is daarbij altijd weer nodig en onmisbaar! De Geest zal ons helpen om te onderscheiden waar het op aan komt, Die wil ook onze ogen openen en open houden voor de arglistigheid van ons eigen hart en voor ‘de listen van de boze’ en dan zullen wij steeds eerst zoeken of ‘een balk in eigen oog’ ons niet dwarszit en die het ons onmogelijk maakt om anderen ‘te zien’ en te helpen…
(1) Filippenzen 2 : 3 – daarbij wijst Paulus er dan even later op welke vernederingen onze Heer Jezus Christus voor ons allen heeft willen ondergaan en verduren om ons te redden (zie Filippenzen 2 : 5-8).
(2) ‘zevenmaal zeventig‘ – zie Matteüs 18 : 21-22 en : 35.
~~~
(…) Men rekent hen gelukkig die erfgenamen zijn van koningen, prinsen en de groten der aarden (of van de opbrengst van een bedrijf…). Toch is dit maar een schrale portie, vergeleken bij de erfenis van Gods kinderen. Weet u wat die erfenis is van Gods kinderen? Dat is al het zichtbare van de gehele wereld. Alles komt hun toe.
De apostel Paulus zegt: Alles is het uwe. Hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Cefas, hetzij de wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, zij zijn alle het uwe. (1 Korintiërs 3 : 21-22). Niets is er in de hele wereld of het komt hun toe.
Zo zegt de Here Christus:
‘Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het aardrijk beërven‘ (Matteüs 5 : 5).
Israël erfde Kanaän. Zo zal nu de gehele kerk de hele wereld erven. Overal waar ze zullen zijn, zal het voor hen zo’n goed land zijn als het eertijds voor Israël was.
Het is waar, in het burgerlijk recht zegt de één, dat is van mij, en dat is van u. Maar als een mens geen genade heeft, dan bezit hij die goederen als een gevangen man of vrouw. Al zijn of haar goederen zijn verbeurd verklaard en kunnen in beslag genomen worden. Men bezit alles als een dief, die enige gestolen goederen bezit, maar van wie het (nog) niet is uitgekomen, dat het gestolen goed is.
Zo ook is het met alles wat een zondaar (‘slecht mens‘, zie Psalm 37) bezit. Zonder genade is alles verbeurd door de vloek en de toorn van God. Het komt hem niet toe, maar het komt al Gods kinderen toe. Zij hebben recht op alles…
Bron tekst/citaat: Preek van Bernhardus Smijtegelt (1665-1739) zoals gepubliceerd in de Reveil-serie in “De erfenis is zeker”, No. 554, April 2019, door stichting “Smytegelt-Fonds”.