Wel Hem, die Gij verkiest en tot U toelaat, opdat hij in Uw hoven wone.
Die heeft de rijke troost van Uw huis, de heilige tempel. (Psalm 65 : 5)
(…) Welnu, dat heeft de dichter hogelijk geprezen, hoewel het toch nog niet zo overvloedig was als het later in Christus is geworden. Wij evenwel behoorden dit vers veel vrolijker te zingen en er aldoor grote dingen over te zeggen als we ook een hart zouden hebben dat het kon begrijpen, en ogen en oren die het konden zien en horen.
Maar de duivel zorgt er door zijn boosheid voor dat wij deze vreugde en onze schat niet zien die we op een veel heerlijker manier bezitten dan de mensen van toen. Het gaat er immers nu niet meer om dat we naar Jeruzalem of naar een andere plaats moeten gaan, zoals die voor hen was bepaald en hun was bevolen.
God heeft nu een andere tempel gebouwd, een kerk, waarvan de muur om de hele wereld heen loopt, zoals Paulus het zegt in Kolossenzen 1: dat het Evangelie onder alle creatuur die onder de hemel is, verkondigd wordt. In Psalm 19 staat: Hun richtsnoer gaat uit in alle landen, en ze zeggen: O, hadden wij die eer en die genade mogen ontvangen die aan u bewezen is! Wat zouden we blij gezongen en gesprongen hebben, vanwege de blijdschap zoals we die in onze psalmen kunnen bespeuren!
Maar, wat hebt u gedaan, u die deze eer en genade in alle kerken, in alle huizen en aan alle plaatsen hebt gehad? Dan zullen de mensen rood aanlopen en er heel beschaamd bij staan. Dan moeten zij die dit alles zo schandelijk hebben veracht, zich veroordelen. Met hen zal het, zoals Christus zegt, zo gaan, dat het Sodom en Gomorra veel verdraaglijker zal zijn dan de steden en de mensen die Zijn Woord wel hebben gehoord, maar het toch hebben veracht.
De wereld laat zich echter niet gezeggen en niet raden. Zij gaat voort en veracht alles waarmee men haar dreigt als het over Gods toorn gaat. Maar God schrikt niet van hun woede. Hij laat het hun rustig toe dat ze onbekommerd het Woord verachten en ermee spotten. In het einde evenwel zal Hij zonder erbarmen straffen, opdat ze te weten zullen komen wat ze hebben veracht.
(wordt vervolgd)
Maarten Luther: “Loflied op Gods goedheid – Psalm 65” – Uit het Duits vertaald door N.A. Eikelboom – Den Hertog Uitgeverij.
(…) 21 ‘Geloof me,’ zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. 22 Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel; de redding komt immers van de Joden. 23 Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, Hem aanbidt in geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden, 24 want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in geest en in waarheid.’ 25 De vrouw zei: ‘Ik weet wel dat de messias zal komen’ (dat betekent ‘gezalfde’), ‘wanneer Hij komt zal Hij ons alles vertellen.’ 26 Jezus zei tegen haar: ‘Dat ben Ik, degene die met u spreekt.’ (Uit Johannes 4)