Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
Ik dank God door Jezus Christus onze Heere.
(Uit Romeinen 7 : 24-25)
‘Ik dank God’
‘Ik dank God door Jezus Christus onze Heere.‘ Een christen is op hetzelfde moment een zondaar en een heilige, goddeloos en godvrezend. Want wat betreft onszelf zijn we vol zonden en wat onze naam betreft zijn we zondaren.
Maar Christus geeft ons een nieuwe naam.
Hij noemt ons: UW-ZONDEN-ZIJN-U-VERGEVEN
omdat omwille van Christus al onze zonden vergeten en vergeven zijn. Dan is het beide waar: de zonden zijn er, en zijn er toch niet, want God wil ze om Christus’ wil niet zien.
Maar voor mijn ogen zijn ze, ik zie en voel ze wel! Christus laat mij prediken dat berouw en vergeving van zonden geschonken worden in Zijn Naam.
Berouw – hoewel het niet gemist kan worden – is niét de oorzaak van de vergeving van zonden. Het moet zover komen, dat je gelooft in de Naam van Christus en alleen door Hem vergeving van zonden ontvangt.
Waar dat geloof is, alleen daar ziet God geen zonden meer, want dan sta je niet in je eigen naam voor God, maar in de Naam van Christus. Hij kleedt je met Zijn genade en gerechtigheid.
Hoewel je in eigen ogen en voor jezelf nog een arme zondaar blijft, vol zwakheid en ongeloof, toch behoef je daarvan geen doodsschrik te krijgen, maar bidt: ‘Ach Heere, ik ben een arme zondaar, maar U zegt: zo zal het niet met je blijven, want Ik heb bevel gegeven dat vergeving van zonden in Mijn Naam gepredikt moeten worden.’
Maarten Luther: Predigten des Jahres 1533 (1544) vgl. WA 52, 264,32 – 265,10
Bron tekst: “Uit de diepten roep ik tot U – Dagboek over het gebed – Maarten Luther” (26 augustus – “Onheilige heilige“) samengesteld door Hugo van Woerden (Den Hertog, Uitgeverij)