En God zegende hen. (Uit: Genesis 1 : 28-31)
De zegen van God over de mensen is zijn belofte, zijn zekere toezegging. Zegen wil zeggen het apart zetten van de gezegende. De zegen wordt op de mens gelegd en blijft op hem, tot ze in vloek wordt veranderd.
Zegen en vloek zijn lasten die God op de mensen legt. Zij gaan van geslacht tot geslacht, vaak onbegrepen, niet verstaan. Zij zijn volkomen reëel. Niets magisch, in de zin van tovenarij maar reëel.
Deze zegen — weest vruchtbaar, en wordt talrijk, heerst, onderwerpt de aarde – is het absolute ja op de mens in de wereld; heel zijn empirische existentie, zijn creatuurlijkheid, zijn wereldsheid, zijn aardsheid wordt hier gezegend.
Wat zal er gebeuren als juist deze zegen in vloek verandert?
Oorspronkelijk echter wil deze zegen niets anders zeggen,
dan dat God zag dat het goed was.
Bron tekst: Bonhoeffer Brevier – “Wat is de mens” – (24 februari) “Gezegend om te leven in de wereld” – ©1968 Ten Have b.v. Baarn, Vijfde druk 1978
Bron afbeelding: Pinterest