‘Hij zal van Mij getuigen’

‘Kinderen, we moeten niet liefhebben (en getuigen) met de mond, met woorden, maar waarachtig, met daden. Dan weten we dat we voortkomen uit de waarheid en kunnen we met een gerust hart voor God staan. En zelfs als ons hart ons aanklaagt: God is groter dan ons hart, Hij weet alles. Geliefde broeders en zusters, als ons hart ons niet aanklaagt, kunnen we ons vol vertrouwen tot God wenden en ontvangen we van Hem wat we maar vragen, omdat we ons aan Zij geboden houden en doen wat Hij wil. Dit is Zijn gebod: Dat we geloven in de naam van Zijn Zoon Jezus Christus én elkaar liefhebben zoals Hij ons heeft opgedragen. Wie zich aan deze geboden (Zijn geboden, lees de Bergrede!) houdt blijft in God, en God in hem of haar. Dat Hij in ons blijft, weten we door de Geest die Hij ons gegeven heeft.‘ (Uit 1 Johannes 3 de verzen 18-24)

Geciteerd: ‘Hij zal VAN MIJ getuigen’, zegt Christus in Johannes 15 vers 26. Wie? De Heilige Geest zal van Christus getuigen! Buiten dit getuigenis is geen zekere en blijvende troost. Daarom moet u de woordjes ‘VAN MIJ’ met grote letters schrijven en daar met alle aandacht op letten. Hieruit kunnen we zeker weten van Wie de Heilige Geest zal getuigen – van Christus!

Hij zal niet met leringen van Mozes of met iets anders komen om uw geweten te troosten. Als de gewetens werkelijk getroost moeten worden, dan kan dat alleen door over Christus en Zijn sterven én Zijn opstanding te preken – dat is het enige wat troost geeft. Daarentegen alle andere preken over de wet, de goede werken, een heilig leven, over Goddelijke of menselijke geboden zijn in nood en dood machteloos om de mens te troosten en kunnen ons alleen nog meer bevreesd en wanhopig maken. Noem maar op wat u wilt: al waren het alle goede werken en goede wetten bij elkaar of wat u verder nog kunt bedenken.

Want God Zelf – als u buiten Christus met Hem wilt [onder]handelen – is een vreselijke God, bij Wie u geen troost maar enkel toorn en ongenade zult vinden (o.a. Jesaja 33 : 14 en Hebreeën 12 : 29). Wie echter over Christus preekt, die verkondigt en brengt de ware troost, waarbij het onmogelijk is dat de bedroefde harten zich daarover niet verblijden en daarover niet goedsmoeds zullen worden. Daarom komt het erop aan dat men deze troost met zekerheid aanneemt en vasthoudt, en zegt: ‘Ik geloof in Jezus Christus, Die voor mij gestorven is.’

Bovendien weet ik dat de Heilige Geest, Die een Getuige en Trooster genoemd wordt – en ook in waarheid is! – in de christenheid over niemand anders ooit preken of getuigen zal, dan alleen over Christus – om alle bedroefden alleen door Hem te vertroosten en te versterken. Daar houd ik mij aan en verder zal ik mij aan geen andere troost houden. Want als er een betere of een meer zekere troost zou zijn, dan zou de Heilige Geest die ook tot mij brengen – maar Hij wil en zal alleen van Christus getuigen.

Maar waarom gebruikt de Heere hier zojuist het woordje ‘getuigen’? Hij zou het toch ook wel op een andere manier hebben kunnen zeggen? De reden is: dat we beter naar het Wóórd zullen luisteren en het ook zullen geloven. Want hoewel het wáár is dat de Heilige Geest inwendig in het hart Zijn werking heeft, wil Hij toch deze werking ordelijk en in het algemeen niet anders dan door het mondeling gesproken Woord uitrichten. Paulus zegt dat ook: ‘Hoe zouden zij kunnen geloven, die niet eerst over Hem hebben gehoord?’ (Romeinen 10 : 14).

Bij dit ‘getuigen’ hoort immers ook de mond en het woord van de apostelen en van alle predikers die Christus rein en zuiver verkondigen. Daarom mag niemand die waarlijk troost begeert, wachten totdat de Heilige Geest Christus persoonlijk aan hem of haar voorstelt of direct uit de hemel tot hem of haar zal spreken. U moet echter de stem [of het getuigenis] van de Heilige Geest door het Woord in uw hart horen spreken: dat Christus voor u is gestorven en zonde, dood, wereld, duivel en hel voor u heeft overwonnen.

Hij houdt Zijn getuigenis openbaar in de prediking, dáár moet u Hem zoeken en op Hem wachten, totdat Hij door dit Woord – dat u met uw oren hoort – uw hart aanraakt en op die manier door Zijn werking inwendig in het hart van Christus getuigt. Maar dit inwendige getuigenis komt pas als daarvóór dat openbare getuigenis van het Woord is gekomen: hoe Christus om ons mens is geworden, is gekruisigd, gestorven, begraven en weer is opgestaan.”

[Maarten Luther: Predigten des Jahres 1532, Hauspostille Ausgabe 1544, vgl. WA 52, 308, 9 – 309, 5. Weergave: W(1), Dr. Johann Georg Walch, Sämtliche Schriften, Ausgabe 1740-1753, Dreyzehenter Theil (1743), S. 1374 – S. 1376 (verkort)]

Zie hierbij evt. ook: ‘Verkondiging van het Evangelie aan de gemeente

Bron citaat: http://www.maartenluther-com – 21 mei 2024 – Luthercitaat ontvangen via de email.

De God van onze voorouders heeft Hem (Jezus) een plaats gegeven aan Zijn rechterhand en Hem tot Leidsman en Redder verheven om de Israëlieten tot inkeer te brengen en hun zonden te vergeven. Daarvan getuigen wij (als Gods gezanten), en daarvan getuigt ook de Heilige Geest (in de harten van de gelovigen), Die God geschonken heeft aan wie Hem gehoorzamen.‘ (Uit Handelingen 5 de verzen 31-32)

NB. Zie bij ‘als Gods gezanten’ 2 Korintiërs 2 : 14-17, 5 : 19-21 en bij ‘in de harten van de gelovigen’ 1 Johannes 2 : 20, 4 : 21-24.

Bron afbeelding: SlideToDoc-com

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie