‘Nu is het zo dat wij allemaal tegenover elkaar schuldig staan‘…
‘Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld. Want de geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling der wet.‘ (Uit Romeinen 13 de verzen 8-10)
Geciteerd: Dan is er ook nog de biecht [=schuldbelijdenis], die ieder aflegt tegenover zijn naaste, die is ook in het Onze Vader (1) begrepen, namelijk dat wij elkaar onze schuld belijden en vergeving schenken (2), vóórdat wij tot God komen (3) en Hem om vergeving vragen.
Nu is het zo dat wij allemaal tegenover elkaar schuldig staan (4), daarom moeten wij ook openlijk in bijzijn van iedereen biechten en niemand moet een ander hierin ontwijken. Er is echter behalve de algemene schuld ook een bijzondere, als iemand zich aan een ander bezondigd heeft [letterlijk: hem of haar vertoornd heeft], dan moet hij of zij daar vergeving om vragen. Zo hebben wij in het Onze Vader een dubbele absolutie [=vergeving] dat ons vergeven is waarin wij schuldig zijn zowel tegenover God als tegenover onze naaste, wanneer wij de naaste vergeving schenken en ons met hem of haar verzoenen.
Behalve deze openbare, dagelijkse en noodzakelijke biecht [in het Onze Vader], is er nog de geheime biecht, die voor één broeder (of zuster) alleen afgelegd wordt. Deze moet ons helpen als iets bijzonders ons neerdrukt of ons iets aanvecht waar wij last van hebben en waar wij geen vrede mee kunnen hebben en wij evenmin sterk genoeg zijn in het geloof. Dan kunnen wij dat tegenover een broeder (of zuster) als klacht uitspreken, raad, troost en kracht bij hem (of haar) verkrijgen wanneer of zo vaak als wij maar willen. Deze biecht wordt aan ieder die het nodig heeft, vergund om te gebruiken als hij of zij er behoefte aan heeft. Krachtens Goddelijke instelling heeft Christus Zelf Zijn christenheid de absolutie in de mond gelegd en heeft bevolen elkaar vrijspraak van zonden te geven. Wanneer nu een mens zijn of haar zonde voelt en naar troost verlangt, vindt hij/zij hier een veilige toevlucht, omdat hij/zij Gods Woord vindt en hoort dat God door een mens zijn of haar zonden kwijtscheld en vrijspraak verleent. (5)
[Der Grosse Katechismus, 1529, vgl. WA 30.1, 235, 6-28]
(1) Het samen hartelijke willen en kunnen bidden van het Onze Vader gebed is een lakmoesproef voor het christelijk huwelijk! Het heeft ook alles te maken met het voorbeeld en onderwijs van onze Heer in Johannes 13 : 3-17.
(2) Zie Matteüs 6 : 14-15, 18 : 35, Lukas 11 : 4, 15 : 28-31, 17 : 3-10, 23 : 7 en Johannes 3 : 18, 4 : 29-30+39, 8 : 10-11, 12 : 47-50, 13 : 3-17 (!), 14 : 21, 16 : 1-3
(3) Zie Matteüs 5 : 22-26.
(4) Niemand heeft God en de naaste zo lief en maakt van de gevraagde liefde tot God en de naaste zoveel werk als dat het volgens de volmaakte liefde behoort. We zijn nalatig, schieten tekort, geven onszelf en onze verlangens en idealen ongepast hoge prioriteit, etc., etc.
(5) Zie het onderwijs van onze Heer in Matteüs 18 en verder o.a. Kolossenzen 3 : 13 en m.n.ook in Jakobus 5 : 12-20.
> Zie ook de voorgaande blog(s): ‘Een schaap is een schaap en blijft een schaap…‘
> En ook nog deze indringende woorden van Dietrich Bonhoeffer: ‘De ander helpen…‘
Bron citaten: ‘Maarten Luther – Mijn enige troost – 365 dagen met de HC’ – Meditatie bij Zondag 31 vraag 85: ‘Hoe wordt het hemelrijk toegesloten en ontsloten door de ban?’ – Samengesteld en vertaald door H.C. van Woerden sr. – Den Hertog uitgeverij (2015)
‘Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo.‘ (Uit Kolossenzen 3 vers 13)
Bron afbeelding: Katie Hauck Ministries