‘Oefenen ook jullie geduld met en onder elkaar’!

Hebt dus geduld – juist ook met en onder elkaar!* -, broeders en zusters, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht van het land en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is. Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij.’ (Uit Jakobus 5 de verzen 7-8)
* Zie Jakobus 5 vers 19!

Geciteerd 1: Wie een christen wil zijn en de Artikelen van het Christelijk Geloof (1) wil leren verstaan (met het hart), die moet niet bij zijn eigen verstand en inzicht te rade gaan en onderzoeken of het volgens ons menselijk verstand en inzicht allemaal wel kloppend te krijgen is. Zo iemand zal, hoe wonderlijk het hem of haar allemaal ook toeschijnt of in de oren klinkt (wat wij christenen belijden), alleen zeggen: ‘Ik vraag er niet naar hoe het kan kloppen, maar ik wil alleen weten of het naar Gods Woord is of niet. Dáár vraag ik naar, of God het (zo) heeft gezegd (door Zijn profeten en apostelen heeft laten verkondigen). Daar houd ik mij aan vast.’
Want jullie weten hoe dikwijls ik al gewaarschuwd heb dat je niet moet disputeren of met je verstand te werk moet gaan, wanneer het de hoge geestelijke zaken en de Artikelen van het Geloof (1) betreft. Want zo spoedig een mens begint met alles kloppend te maken (lees: in een theologisch/dogmatisch geheel/denksysteem te gieten), zodat het geschikt lijkt om het met het verstand te begrijpen, is het al te laat en vallen wij af (van de weg die Gods Woord Zelf ons onderwijst om het geloof in ons te werken en doen groeien!). Want de Artikelen van het Geloof (1) zijn te hoog voor het verstand (2). Ze laten zich niet meten of wegen, dat gaat ons niet lukken! Want het zijn Artikelen van het Geloof en geen artikelen van het verstand.

Geciteerd 2: Er is heel wat te doen om het belijdenisgeschrift van de Dordtse Leerregels. In kranten en tijdschriften lezen we er telkens weer het een en ander over. Tot in detail wordt de betekenis van (grond)woorden uitgeplozen en verdedigd om vervolgens weer bestreden te worden. Zou hier soms enig historisch besef ons kunnen helpen? In het onderstaande doe ik een poging. Misschien wordt het gesprek daardoor wat irenischer en positiever.

Opgemerkt: Wat zou het de vrede in de kerken van de ‘lutherreformatie’ gediend hebben (en nog!) wanneer we daar de wijze woorden/lessen van Jakobus en ook die van Maarten Luther ter harte zouden hebben genomen! Het is zeker een groot nadeel geweest dat de kerken van de reformatie al zo spoedig beschikten over een ‘pauselijk werkstuk’ als de Institutie van Johannes Calvijn. Hiermee hadden de intellectuelen in de kerk een werkstuk in handen waarmee ze de eenvoudigen (RK- of ex-RK leden/leken) om de oren konden slaan (3). En helaas voegde Guido de Brès er voor de Nederlanden nog een eigen werkstuk aan toe…
De Heidelbergse Catechismus daarentegen was een gezamenlijk werkstuk, bedoeld om de leden van de gemeente(n) – ook de jonge kinderen! – Gods Woord en het belijden van de kerk te leren kennen (onderwijzen) aan de hand van vragen en antwoorden. Een van de mede-opstellers van de HC, Zacharias Ursinus, schreef (eerst) ook een eigen catechismus, de zogenaamde Maior. Ds. J.C. Janse schreef (o.a.) daarover (4):

Wij mogen in het woord van de vaderen het Woord (met een hoofdletter) horen naklinken en zo hun spoor volgen. Wij mogen echter hun woord niet tot hét Woord verheffen. Dat geldt dan hun belijdeniswoord, maar zoveel sterker nog hun wetenschappelijk woord en de wetenschappelijke theologie. Zo leggen we ook bijvoorbeeld onze belijdenis, onze Heidelbergse Catechismus uit tegen de achtergrond van en vanuit de Heilige Schrift Zelf. We doen dat niet vanuit de theologie van Ursinus. Duidelijk proef je – om een voorbeeld te geven – het onderscheid als je de belijdende vorm waarin de HC over God spreekt, vergelijkt met de ‘Grote Catechismus’ van Ursinus. In deze zogenaamde Maior, die Ursinus eerst opstelde, wordt de vraag gesteld: ‘Wie is God’? – en dan volgt er een hele theologische beschrijving van God en Zijn eigenschappen, en een verhandeling over waarin de Vader en de Zoon en de Heilige Geest verschillend zijn. In het HC-antwoord van Zondag 9 belijden we ‘dat de eeuwige Vader van onze Here Jezus Christus (…) om Zijns (geliefde) Zoons Christus wil mijn God en Mijn Vader is’. Evenzo wordt in Zondag 21 geen theologisch wetenschappelijke beschrijving van de kerk gegeven, zoals in de dogmatiek – wat de kerk is, zo en zo -, maar er wordt beleden ‘dat de Zoon van God Zich een gemeente (…) vergadert, beschermt en onderhoudt. In de Maior gebruikte Ursinus ook termen als ‘zichtbare en onzichtbare kerk’, onderscheidingen die uit de Roomse scholastiek afkomstig waren.’

(1) De ‘Apostolische geloofsbelijdenis’: de twaalf artikelen van het christelijk geloof.
(2) Lees 1 Korintiërs 2.
(3) Zie daarbij ook deze blog-serie: ‘Apostolische wijsheid en geduld versus dwepers en drijvers’
(4) In zijn bijdrage ‘Dingen, die eerst gezegd moeten worden’ in ‘Om het profetische Woord’ – Een uitgave (2001) ter gelegenheid van het 25-jarige bestaan van het Nederlands Gereformeerd Seminarie.

> Zie ook deze voorgaande blog: ‘Kort of (toch wat) anders gezegd?

Bron citaat 1: “Vrees niet, geloof alleen’ – Meditatie van 4 februari – Den Hertog uitgeverij (2019)
Bron citaat 2: ND Opinie: ‘De Dordtse Leerregels staan niet op zichzelf en dat schept helderheid in discussies’ – door Wim Verboom • emeritus hoogleraar in de geschiedenis van het gereformeerde protestantisme.

Broeders, zucht niet tegen elkander, opdat jullie niet onder het oordeel vallen; zie, de Rechter staat voor de deur. Broeders, neemt tot een voorbeeld van gelatenheid en geduld de profeten, die in de naam des Heren hebben gesproken. Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben; jullie hebben toch ook van de volharding van Job gehoord en jullie hebben uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming.‘ (Uit Jakobus 5 de veren 9-12)

Bron afbeelding: SlidePlayer

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie