Feiten en fictie – Over Luthers vrees voor de duivel…

God is geen man, dat Hij liegen zou; of een mensenkind, dat Hij berouw zou hebben. Zou Hij zeggen en niet doen, of spreken en niet volbrengen’ (Numeri 23:19). ‘Heilig hen in Uw waarheid; Uw Woord is de waarheid’ (Johannes 17:17). ‘De duivel…staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij uit het zijne, omdat hij een leugenaar is en de vader ervan’ (Johannes 8:44).

Geciteerd 1: De verhalen van Luther’s belevenissen met de duivel zijn zonder uitzondering afkomstig uit de (door luisteraars opgetekende en verzamelde) ‘Tischreden’, de verzameling van gesprekken die hij heeft gevoerd met wisselende groepen gasten. Daar in het voormalige augustijnerklooster van Wittenberg debatteerde men over God en de wereld, aan actuele dagelijkse gebeurtenissen werd aandacht geschonken en herinneringen werden uitgewisseld. Het is het terugzien op de ‘voorbije tijd’ van een man die op jaren is gekomen. Over het algemeen hebben ze een actuele toespitsing: om de jeugd wakker te schudden met het oog op de weerstanden die de verkondiging van het Evangelie ook in de toekomst bedreigen.
Het zelfde geldt voor zijn ervaringen met de duivel. Ze dienen niet als sprookjes die de aanwezigen doen huiveren tijdens de gesprekken aan tafel, maar als troost en bemoediging. De vragen van de gasten, waar Luther met zijn antwoorden en verhalen op ingaat, komen voort uit de traditionele angst voor de duivel die de toehoorders onafhankelijk van hun opleiding en afkomst gemeenschappelijk hebben.

Opgemerkt 1: Door de middeleeuwse voorstelling van de duivel en zijn activiteit niet zomaar als inmiddels achterhaalde voorstellingen te verwerpen, maar door deze – mee gebaseerd op eigen ervaringen – in zijn verhalen te vervlechten heeft Luther zijn hoorders geholpen om te ontdekken waar en wanneer zij voor de duivel en zijn werkzaamheid op hun hoede dienden te zijn.
Om dat te verduidelijken hieronder nog de volgende citaten.

Geciteerd 2: ‘Zo heb ik hem ook eens op een andere keer boven mijn kamer in het klooster gehoord. Maar omdat ik merkte dat hij het was, sloeg ik er verder geen acht meer op en sliep weer in.’ De in deze laatste zin geformuleerde toespitsing van de openlijke minachting van de duivel, was in die tijd ongehoord en wordt tegenwoordig niet meer gehoord. Niet als klopgeest, maar als tegenstander die Gods Woord ontkent, onthult de duivel zijn ware wezen, pas dan boezemt hij (Luther) vrees in. Hij maakt zich meester van het geweten, citeert de Schrift en is vromer dan God – dát is het satanische van hem.
NB. Luther zelf vermeldt, dat hij ook op de Wartburg door de duivel lastig gevallen is. Zijn uitspraak echter, dat hij “de duivel met inkt verjaagd heeft”, dient echter op Luthers (met inkt geschreven) Bijbelvertaling betrokken te worden en niet op het gooien van een inktpot naar de duivel.

Geciteerd 3: Luther wil – met zijn verhalen aan tafel – geen angst verbreiden, maar de weerstand van de gelovigen versterken. De duivel is evenals Christus alomtegenwoordig, hij reageert en agiteert, uitgedaagd door alles wat naar Christus en geloof zweemt. Hier voltrekt zich een radicale omkering van de middeleeuwse voorstelling van de duivel, die meent dat de boze slechts aan het licht brengt hoe zonde en wereld bij elkaar horen. Luther denkt over deze samenhang totaal anders: Niet het leven dat zich afspeelt in de wereld en met werk en zaken te maken heeft, krijgt last met de duivel, maar de tegenstander (uiteenwerper) is integendeel juist daar waar Christus aanwezig is: ‘Wanneer de duivel ons lastig valt dan staat het er goed met ons voor!’

Geciteerd 4: Het is uitgesloten toegang te krijgen tot de geloofservaring van Luther, wanneer men geen oog heeft voor de bijzondere situatie waarin de christelijke existentie verkeerd, levend tussen God en de duivel. Zonder enig begrip van de macht van de satan wordt het geloof in Christus tot een Christusidee – en het geloof van Luther tot een tijdgebonden verwarde waanvoorstelling.

Sommigen trachten de zaak goed te praten door erop te wijzen dat Luther de almacht van God nooit in twijfel heeft getrokken en dat daarom aan de werkzaamheid van de duivel nauwe grenzen gesteld zijn. Op een dergelijke voorstelling van zaken zou Luther uiterst geprikkeld gereageerd hebben: Die almachtige God is weliswaar reëel, maar voor ons verborgen. Het geloof is aangewezen op de God Die Zich geopenbaard heeft, Die in Christus mens geworden is en Zich heeft blootgesteld aan het woeden van de satan. In de heilige nacht heeft God Zich ontdaan van Zijn almacht, het teken voor de herders is het kind, ‘in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe’ (Lukas 2 vers 12). Het centrale feest voor Luther is Kerst: ‘God voor ons’. Daaraan is echter onmiddellijk verbonden: ‘de duivel tegen ons’.

Het nieuwe geloof in (beter: nieuwe Bijbelse zicht op de rol van) de duivel is zozeer onderdeel van de reformatorische ontdekking dat zonder een notie van de werkelijkheid van de anti-goddelijke machten de vleeswording van Christus, de rechtvaardiging en aanvechting van mensen enkel en alleen tot gedachten over het geloof worden in plaats van ervaringen van het geloof. Dat wordt nu juist duidelijk uit de strijd van Luther tegen de duivel.

Kijkend vanuit de verre distantie van een moderne wereld, die de duivel afgezworen en hem allang uitgedreven heeft, gaat het gevoel voor nuances verloren. Luther heeft echter zeer zeker onderscheid gezien en gemaakt tussen geloof en bijgeloof. Hij heeft de angst voor de hel van zijn tijd gekend, heeft het gevaar van de satan bevestigd gevonden in de Schrift en zelf aanvechtingen van de duivel gekend. Zoals geen theoloog voor of na hem heeft hij de rook van de heksensabbat en de toverkunsten van de duivel kunnen uitbeelden en daarom was hij in staat om duidelijk te maken hoe de grote tegenstrever te werk gaat: gewelddadig tegen God, mens en wereld. Wie de duivel bagatelliseert, vervormt het geloof: ‘Men kan de duivel niet anders verjagen dan door het geloof in Christus, want daardoor kan men tegen hem zeggen: ik ben gedoopt, ik ben een Christen.’

Geciteerd slot: ‘Christus is anders dan Mozes, paus en de gehele wereld; ja Hij is anders, Hij is meer dan ons geweten… Wanneer het geweten schuldig is bevonden, zegt Hij: Geloof!’
[WABr 6, 439, 9-21; 28 maart 1933]

Zie ook deze blog: ‘Verlost van het vervloekte zelfonderzoek…

Bron citaten: ‘Luther – mens tussen God en duivel’ – ‘Hoofdstuk II – Een middeleeuws gebeuren’ – door Heiko A. Oberman (1930-2001)

Kinderen, we moeten niet liefhebben met de mond, met woorden, maar waarachtig, met daden. Dan weten we dat we voortkomen uit de waarheid en kunnen we met een gerust hart voor God staan. En zelfs als ons hart ons aanklaagt: God is groter dan ons hart, Hij weet alles.’* (Uit 1 Johannes 3 de verzen 18-20)
* Zie hierbij ook Johannes 21 vers 17.

Bron afbeelding: Pinterest (Pin on Encouraging Words)

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie