‘Wee jullie, Schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie bouwen grafmonumenten voor de profeten en versieren de graven van de rechtvaardigen, en jullie zeggen: “Als wij geleefd hadden in de tijd van onze voorouders, zouden wij ons niet zoals zij schuldig hebben gemaakt aan de moord op de profeten.” Daarmee erkennen jullie zelf dat jullie kinderen zijn van hen die de profeten vermoord hebben. Maak de maat van jullie voorouders maar vol! Slangen zijn jullie, adderengebroed, hoe denken jullie te ontkomen aan een veroordeling tot de Gehenna?‘ (Uit Matteüs 23 de verzen 29-33)
Geciteerd 1: Een duidelijk voorbeeld van de huichelarij – waar Jezus op doelde en voor waarschuwde (1) – vinden we in het proces tegen Jezus. De Joodse leiders lieten daar zelf valse getuigen optreden, dwars tegen Gods gebod in, maar wel in de overtuiging dat ze God dienden. Alleen het feit dat er geen twee getuigen waren die exact dezelfde verklaringen aflegden, verhinderde dat Jezus op grond van hún valse aanklachten werd veroordeeld.
Het Sanhedrin vormde de hoogste Joodse rechtbank. Toch liet men zonder gewetensbezwaar valse getuigen optreden. Die valse getuigen waren vooraf al door de Joodse leiders gerekruteerd. Want waar haal je ze anders midden in de nacht zo gauw vandaan! Waarom kon men zonder gewetensbezwaar van valse getuigen gebruik maken? Omdat men zo in overeenstemming bleef met de rabbijnse regels met bepalingen tot valse profeten, volksverleiders en afvalpredikers. Volgens deze regels werden zulke figuren buiten de normale rechtsregels geplaatst. Het optreden tegen over hen was dus niet aan normale rechtsregels gebonden. De enige regel die ten aanzien van hen gold, was: hen te pakken krijgen en uitschakelen en onschadelijk maken.
Jezus was voor de Joodse leiders zo’n figuur. Hij moest en zou veroordeeld worden. De manier waarop deed er niet (meer) toe, want het doel heiligde de middelen. Daarom werden er t.a.v. hem allerlei rechtsregels opzij geschoven (bijv. het verbod om ’s nachts te vergaderen en het verbod om een proces op een en dezelfde dag te beginnen en af te sluiten) en kon men zonder gewetensbezwaar valse getuigen laten optreden. Door dat te doen schond men voor eigen besef de eigen rechtsorde niet. Men hield zich aan de officiële regels die zeiden dat ketters rechteloos waren. De huichelachtigheid daarvan ligt dus niet in een gebrek aan subjectieve eerlijkheid, maar in een algemene praktijk die Gods gebod uitschakelt (en waarbij men zich toch ‘gedekt’ voelt/weet – AJ).
Helaas heeft in de kerkgeschiedenis de huichelarij van het Sanhedrin maar al te vaak school gemaakt. Een heel bekend voorbeeld ervan is de geschiedenis van Johannes Hus, de Praagse reformator. Toen hij in 1414 met vrijgeleide van koning Sigismund in Konstanz aankwam om zich voor het concilie te verantwoorden, werd hij prompt gevangen genomen en ter dood gebracht – na een schijnproces. (2) Men had de koning er namelijk van overtuigd, dat hij een belofte die hij aan een ketter gegeven had, niet hoefde te houden.
Zo is de kerkgeschiedenis vol voorbeelden van grote en kleine kerkelijke vergaderingen die zonder problemen de normale rechtsregels en vaak zelfs de meest elementaire Bijbelse gegevens aan de kant schuiven om een tegenstander (een al of niet vermeende ketter) klein te krijgen. In een dergelijke sfeer krijgt ook het vals getuigenis volop zijn kans. En waar laster en leugen en de onbetrouwbaarheid en het struikelen van het recht om zich heen grijpen, gaat het ware leven dood en wordt het verstikt. Dat is geen wonder, want het is de sfeer van de hel. Dergelijke praktijken zijn afkomstig van de duivel. Hij is immers een leugenaar, de vader van alle leugens. Als hij liegt spreekt hij naar zijn aard. Hij is een mensen- (en huwelijks-) moorder van den beginne (zie Genesis 3 vers 12, Johannes 8 vers 44). Leugen leidt tot moord. Waar de leugen heerst en het leven stempelt, worden mensen gewurgd. Daar stikken ze. Daar valt geen adem meer te halen, vaak in de letterlijke zin van het woord.*
* Verbanning, brandstapel, strop, executie.
(1) Geciteerd 2: Deze vorm van huichelarij is alleen te ontdekken in het licht van de Schrift. Het is een typische kerkzonde. Alleen in de kerk komt het voor dat de naaste veroordeeld en uitgerangeerd wordt als gevolg van de vroomheid van zijn verdrukkers. Paulus sleepte de gelovigen uit hun huizen, mishandelde hen, gooide hen in de gevangenis en getuigde tegen hen, niet omdat hij zo’n doortrapt karakter had of een sadist was, maar omdat hij zo serieus en vroom was. Iemand kan met heel z’n bestaan en optreden dwars tegen God in liegen en tegen Zijn waarheid ingaan, terwijl zo iemand er van overtuigd is God – en vooral ook het ‘Godsvolk’ – een dienst te bewijzen. (Zie ook Johannes 11 de verzen 49-50)
(2) Geciteerd 3: In 1409 werd Hus geëxcommuniceerd door aartsbisschop Zbynek van Praag, maar ingrijpender was het Grote Anathema dat (tegen)paus Johannes XXIII in 1412 uitsprak. Het Anathema was in feite een dwingende banvloek. Onder dreiging van excommunicatie werden bewoners van Praag en omstreken opgedragen om Hus overal te mijden, in openbare en besloten plekken, hem vlees en drinken te onthouden, niets van hem te kopen of aan hem te verkopen, hem alle gastvrijheid te weigeren.
Het enige dat het Grote Anathema niet kon afdwingen was gevangenneming – iets dat koning Wenceslaus ook pertinent weigerde. Maar onder de omstandigheden kon Hus weinig anders doen dan Praag verlaten. Hij bleef prediken en kwam ook geregeld voor korte verblijven terug naar Praag. Maar de situatie moest op een hoger niveau worden uitgespeeld. De gelegenheid werd Hus aangereikt door Wenceslaus’ broer Sigismund, Rooms koning en keizer van het Duitse Rijk, die Hus een vrijgeleide – de salvus conductus – beloofde als hij zou getuigen voor het Concilie van Konstanz.
Keizer Sigismund greep niet in toen het Concilie Jan Hus tot dood op de brandstapel veroordeelde – een vonnis dat op 6 juli 1415 werd voltrokken.
Bron citaat 1+2: ‘Gij geheel anders – Bijbelse richtlijnen voor een Christelijk leven‘ – M.R. van den Berg (Tweede druk, 1982, Buijten en Schipperheijn – Amsterdam)
De citaten zijn uit hoofdstuk 12 ‘Gij zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste‘ en daarvan geheel paragraaf e (geciteerd 1) en het slot van d (geciteerd 2).
Bron citaat 3: Wikipedia
‘Het is een blijk van genade als iemand, doordat zijn aandacht op God gericht is, in staat is onverdiend leed te verdragen. ‘ (Uit 1 Petrus 2 vers 19)
Bron afbeelding: Michelle Lesley – Living Stones