‘Bouw de muren van Jeruzalem op’ (II)

‘Wees Sion* welgezind en schenk het voorspoed,
bouw de muren van Jeruzalem weer op.’
(Uit Psalm 51 vers 20)

* De naam ‘Sion’ is een aanduiding voor de woonplaats van God op deze aarde. Lees 1 Korintiërs 3 : 16-23 voor een NT duiden van het woord Sion.

Geciteerd: In de vorige lessen hebben we over de eerste geboden geleerd, die op God gericht zijn. In de eerste plaats dat men Hem – ons leven lang – met het hele hart moet vertrouwen, vrezen en liefhebben. In de tweede plaats dat men Zijn heilige Naam niet mag misbruiken om te liegen of ander kwaad te doen – daarentegen deze Naam altijd tot eer van God en tot nut en zaligheid van onze naaste en onszelf zal gebruiken. In de derde plaats dat men op de feest- en rustdag met ernst en aandacht over Gods Woord zal spreken en prediken, om ons hele leven daarnaar te richten.
Nu volgen de andere geboden [van de tweede tafel], die meer gaan over de omgang met onze naaste(n), waarvan ook het eerste het belangrijkste is.
Aan de stand [of het ambt] van vader en moeder heeft God bijzondere eer gegeven boven alle andere standen – of kerkelijke ambten – die Hij onder Zich heeft. Hij heeft niet alleen bevolen je ouders lief te hebben, maar ook die te eren. Want tegenover je broer of zus en wat de naasten in het algemeen betreft, beveelt Hij niets meer dan hen lief te hebben. Maar voor vader en moeder maakt Hij een uitzondering en plaats hen boven alle andere personen op aarde en zet ze naast Zichzelf. Want eren is veel meer dan liefhebben, en wel omdat eren niet alleen liefde inhoudt, maar ook gehoorzaamheid, nederigheid en ontzag als tegenover een daarin verborgen majesteit. Ook wordt hier niet alleen geëist dat je hen vriendelijk en eerbiedig aanspreekt (en aanhoort), maar meer nog, dat je jezelf zó ten opzichte van hen gedraagt en laat zien dat je hen met ziel en lichaam eert en liefhebt – hen ziet als de hoogsten na God. Wil men immers iemand daadwerkelijk eren, dan moet men hem of haar ook hoog en groot achten.
Daarom moet men de jeugd duidelijk leren dat zij hun ouders zien als in Gods plaats, en moeten bedenken dat zij, al zijn zij eenvoudig, arm, gebrekkig en eigenaardig, toch vader en moeder zijn, door God aangesteld. Wegens hun gedrag, gebreken en zonden worden zij niet van deze eer beroofd. Daarom moet men niet de persoon in aanmerking nemen, maar op de wil van God letten, Die het zo gemaakt en verordend heeft. Weliswaar zijn wij in Gods ogen allen gelijk, maar als mensen kunnen wij buiten deze ongelijkheid en zonder dit ordelijk onderscheid niet leven. Daarom is het door God geboden dat je je ouders zult gehoorzamen en dat je hun gezag zult erkennen als door God ‘verordineert’.
[Maarten Luther: Deutsche Katechismus (Der Grosse Katechismus), 1529, vgl. WA 30.1, 147,20 -148,6]

Leestips: Genesis 46 : 1-7 en 47 : 1-12 (met aandacht voor de verzen 7 en 10), Psalm 34 en Hebreeën 11 : 13-16.

Lees ook het voorgaande onderwijs over het vijfde gebod: ‘Bouw de muren van Jeruzalem op‘ (I)

Bron citaat: ‘Maarten Luther – Mijn enige troost – 365 dagen met de HC’ – Samensteller en vertaler H.C. van Woerden, sr – Den Hertog uitgeverij (2015)

’s Nachts richtte God Zich in een visioen tot Israël. “Jakob! Jakob!” riep Hij, en Jakob antwoordde: “Ik luister.” God zei: “Ik ben God, de God van je vader. Wees niet bang om verder te reizen naar Egypte, want Ik zal daar een groot volk uit je doen voortkomen. Ik Zelf zal met je meereizen naar Egypte, en Ik zal je er ook weer vandaan brengen. En niemand anders dan Jozef zal jou de ogen sluiten.“‘ (Uit Genesis 46 uit de verzen 1-7 : 2-4)

Bron afbeelding: Prayables

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie