‘Hij reisde met hen terug naar Nazaret en was hen gehoorzaam.’
(Uit Lukas 2 vers 51)
[Meditatie gelezen en overdacht op zondag 19 oktober 2025]
NB Eerste meditatie bij het overdenken van het vijfde gebod n.a.v. HC Zondag 39 vraag 104.
Geciteerd: In dit eerste gebod van de tweede tafel van de wet leren we, na de verheven werken van de eerste vier geboden, dat er geen betere werken zijn dan gehoorzaamheid en dienstwilligheid tegenover allen die over ons gesteld zijn. Daarom is ongehoorzaamheid een groter zonde dan doodslag, onkuisheid, diefstal, bedrog, laster en wat daar verder toe behoren mag (vgl. 1 Samuël 15 : 23). Want het onderscheid in zonden – dat de ene zonde groter is dan de andere – kunnen wij niet beter kennen dan uit de volgorde van de geboden van Gods wet. Het is echter wel/ook waar dat ieder gebod ook weer verschil en mate van overtreding kent. Wie weet niet (1) dat schelden erger is dan kwaad worden (2), slaan erger dan schelden, vader en moeder slaan (‘geselen’ – niet alleen fysiek maar dat kan ook mentaal/geestelijk/psychisch met woorden en daden) erger dan iemand anders slaan?! Zo leren nu deze zeven geboden van de tweede tafel ons, hoe wij ons tegenover onze medemensen zullen oefenen in goede werken en wel in de eerste plaats tegenover hen die – door Gods beleid – over ons gesteld zijn.
Het eerste werk is dat wij onze natuurlijke vader en moeder eren. Dit eren bestaat niet alleen daarin dat je hen dit met uiterlijke beleefdheid laat zien, maar ook dat je naar wat zij te zeggen hebben goed luistert, op hun woorden en werken let, deze hoogacht en er waarde aan hecht, hen recht van spreken laat hebben enzovoort – dat is dus het hen ‘gehoorzaam’ zijn daadwerkelijk in praktijk brengen. (3)
Verder zullen (onvolwassen) kinderen zich aan hen (als regel) onderwerpen, tenminste als het niet tegen de voorgaande (en volgende) geboden van Gods wet ingaat, en daarbij – als dat nodig is – hen verzorgen met voedsel, kleding en onderdak. Want Hij heeft niet voor niets ons gezegd: Ú/jullie zullen hen eren.’ Hij zegt niet: U/jullie zullen hen liefhebben, hoezeer dat ook aan de orde is. Je ouders eren betekent nog meer dan hen liefhebben, want eren is dat vrees [ontzag, vanwege de plaats die God hen in je leven gaf! (3)] en liefde samengaan.
[Maarten Luther: Von den guten werken, 1520, vgl. WA 6,250, 19-251, 6]
(1) Wordt ons en de kinderen/jongeren in onze gemeente dat nog – mee vanwege de leerdiensten – met regelmaat onder de aandacht gebracht? Want alleen maar de opsomming van de wetsregels leren ons dat niet! Die opsomming – op de zondag in de samenkomsten/diensten – kan ons wel helpen herinneren aan het onderwijs dat wij (eerder) bij Gods geboden ontvingen. Heel de samenleving (thuis, op school, in de gemeente, op het werk, etc.) zal baat hebben van dit onderwijs aan de leden van de gemeenten van onze Heer.
(2) Lees hierbij Handelingen 23 : 1-5, waar Paulus verontwaardigt reageert naar de hogepriester Ananias nadat deze opdracht gaf – in de rechtszaal nog wel! – hem op de mond te slaan. Hij zegt: ‘God moge u slaan gij gewitte wand‘ en verwijst met die woorden naar wat geschreven is in Ezechiël 13 : 10-16.* Bij zijn excuses – even later – verwijst hij ook weer naar wat geschreven is: zie zijn woorden in Handelingen 24 : 5.
* Die woorden uit Ezechiël 13 zijn in het jaar zeventig (ook nog weer) vervuld geworden.
(3) Ook van onze Heer Jezus staat dat geschreven! Zie Lukas 2 : 46-52 en ook Hebreeën 5 : 8-9.
Leestips: Ezechiël 13 : 1-23, Handelingen 22 : 23 t/m 23 : 5 en Efeziërs 5 : 21 t/m 6 : 9.
Lees ook deze blog: ‘Bouw de muren van Jeruzalem op’! (II)
Bron citaat: ‘Maarten Luther – Mijn enige troost – 365 dagen met de HC’ – Samensteller en vertaler H.C. van Woerden, sr – Den Hertog uitgeverij (2015)
‘Kinderen wees gehoorzaam aan je ouders uit ontzag voor de Heer, want zo hoort het. “Toon eerbied voor je vader en je moeder”, dat is het eerste gebod waaraan een belofte verbonden is: ‘Dan zal het u/jullie goed gaan en zullen jullie lang leven op aarde.” Vaders, maak jullie kinderen niet verbitterd, maar vorm en vermaan hen bij het opvoeden zoals de Heer dat wil.’ (Uit Efeziërs 6 de verzen 1-4)
‘Ze – de profeten in Israël ten tijde van de profeet Ezechiël – zijn niet in de bres gesprongen voor hun volk, ze hebben er geen muur omheen gebouwd, die op de dag van de Heer in de strijd zou kunnen standhouden.‘ (Uit Ezechiël 13 vers 5)
Bron afbeelding: Bible Hub