‘Ik laat jullie niet als wezen achter, Ik kom bij jullie terug. Nog een korte tijd en de wereld zal Mij niet meer zien, maar jullie zullen Mij wel zien, want Ik leef en ook jullie zullen leven. Dan zul je begrijpen dat Ik in Mijn Vader ben, dat jullie in Mij zijn en dat Ik in jullie ben.’ (Uit Johannes 14 de verzen 18-20)
‘Maar zij kwam dichterbij, knielde voor Hem neer en zei: Heere, help mij! Hij antwoordde echter en zei: Het is niet behoorlijk het brood van de kinderen te nemen en naar de hondjes te werpen. Zij zei: Ja, Heere, maar de hondjes eten ook van de kruimels die er vallen van de tafel van hun bezitter. Toen antwoordde Jezus en zei tegen haar: O vrouw, groot is uw geloof; het zal gebeuren zoals u wilt.’ (Uit Matteüs 15 : 21-28)
Geciteerd 1: Als laatste (van zeven punten over het werk van de Heilige Geest) getuigt de Heilige Geest met onze geest dat wij kinderen van God zijn (Romeinen 8:16). Het uiteindelijke doel van het werk van de Geest wordt prachtig beschreven in 2 Korintiërs 3 : 18. Door de Geest van de Heere worden we veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, tot glorie van God.
Opgemerkt 1: Maar dat ‘getuigen met onze geest’ is juist het eerste en belangrijkste werk van de Heilige Geest, Die ook onze gedoopte kinderen vast en zeker gegeven is en ons altijd weer geschonken wordt op het dagelijks gebed. En daarom is de Heidelbergse Catechismus zo Bijbel- en waarheidsgetrouw door die (geloofs)belijdenis ook de gedoopte kinderen al in de mond te leggen. Onze Heer houdt er geen wezen op na in Zijn gedoopte gemeente. Dat is wat Paulus de leden van de gemeente ook indringend voorhoudt in de eerste vier hoofdstukken (en m.n. het 3e hoofdstuk) van zijn 1e brief aan de Korintiërs.
Geciteerd 2: Als tweede overtuigt de Geest ons van zonde, gerechtigheid en oordeel (Johannes 16:8). Deze boodschap wordt ook onder christenen niet altijd graag gehoord. We praten liever in termen van: je mag worden wie je bent. En hoewel dit vaak met de beste intenties gezegd wordt, worden velen afgehouden van een daadwerkelijke bekering.
Opgemerkt 2: De zonde die onze Heer noemt in Johannes 16 : 9 dat is dat de mensen niet in Hem geloven, het Woord van God in ‘levende lijve’ (zie het getuigenis van Johannes in Johannes 1 : 1-14 en 14 : 6-14).
Toen de Joodse mensen [= kinderen van het Godsvolk in Jezus tijd] Hem vroegen ‘Wat moeten we doen, hoe doen we wat God wil?‘, toen gaf Hij hen niet als antwoord ‘Onderhoud Gods geboden’ (zoals hij dat wel deed bij de ‘rijke jongeling’, Matteüs 19 16-30, Markus 10 17-30), maar Hij antwoordde: ‘Dit moeten jullie voor God doen, geloven in Hem Die Hij gezonden heeft.’
En bij gerechtigheid moeten we denken aan de gerechtigheid die er is door het geloof (zie Romeinen 3 : 21-31 en 11 : 30-36). En alhoewel Paulus in Romeinen 1 schrijft over de toorn van God over alle ongerechtigheid in deze wereldtijd, moeten we bij het woord oordeel hier toch eerst en vooral denken aan het oordeel van God over het ongeloof van ons mensen, dat we God niet vertrouwen op Zijn Woord. In sommige kerken is dat zelfs tot theologie geworden en daarom wil/durft men daar de gedoopte gemeente niet aanspreken als kinderen van God, die zich allen gered mogen weten door het bad der wedergeboorte en de vernieuwende kracht van de Heilige Geest, Die Hij door onze Redder Jezus Christus rijkelijk over hen/ons heeft uitgegoten (naar Titus 3 : 4-7).
Opgemerkt slot: Onze (oer)zonde in het paradijs was niet het in ongehoorzaamheid overtreden van een proefgebod, maar het gebrek aan vertrouwen in God en Zijn Woord. Vergelijk het maar met kinderen die van hun ouders te horen krijgen dat ze niet door het hek de grote tuin, waar ze mogen spelen onder toezicht van hun ouders, de gevaarlijke buitenwereld in mogen en wel omdat ze (nog) niet weten wat daar de ‘verkeersregels’ zijn. En daarom zullen ze zich vermaken en bezighouden met alles wat er in die grote tuin te doen en te leren valt. Dan zullen ze in samenleven en gesprek met hun ouders leren wat nodig is voor een bestaan in de gevaarlijke buitenwereld… Maar wat als die kinderen hun ouders niet geloven en toch – op aanstichten van een ‘binnendringer’ – menen wel op eigen houtje die gevaarlijke buitenwereld aan te kunnen…
We zien later bij Abraham en Sara weer bevestigd dat God geloofsvertrouwen verlangt en de opdracht aan Abraham ‘leef onberispelijk’ betekende: Leef in vertrouwen op Mijn Woord (Mijn beloften, die later in en door Jezus Christus ‘ja en amen’ bleken te zijn!, zie 2 Korintiërs 1 : 19-22). De ‘wet van Mozes’ met haar voorschriften kwam pas 430 jaar later (zie Galaten 3 en ook Handelingen 15 : 8-11).
Bron citaat: RD Opinie – ‘„Onthoud ons nooit Uw lieve Heilige Geest”’ – door Marieke den Butter*
* De auteur werkt in Zuidoost-Azië, waar ze met haar man Jaap betrokken is bij kerkplanting onder onbereikte bevolkingsgroepen. Dit artikel is een samenvatting van de lezing die zij gaf op de Vrouw-tot-Vrouwdag op 25 september.
Bron afbeelding: Eastern lightning-the Light of Salvation