‘Meent u dat Ik behagen heb aan de dood van de goddeloze (spreekt de Heere Heere) en niet veelmeer, dat hij zich zal bekeren van zijn doen, en zal leven?‘ (Uit Ezechiël 18:23, weergave DB 1545)
[In een troostbrief aan iemand die werd aangevochten over de eeuwige verkiezing schreef Luther op 20 juli 1528 het volgende]: Ik heb gehoord dat u bent gevangen en verward in zeldzame en wonderlijke gedachten. Gedachten die de voorbestemming [of predestinatie] van God betreffen, waardoor u als het ware doof en radeloos daarover bent geworden. Ten slotte dat er ook zorgen zijn dat u de hand aan uw eigen leven zult slaan. God de Almachtige moge u daarvoor bewaren!
Dit waren uw klachten en bezwaren: dat God van eeuwigheid weet, wie zalig zijn of zalig zullen worden, hetzij dat ze gestorven zijn, leven, of nog geboren moeten worden. Dat is waar en dit zal en moet worden toegestemd. Want God weet alle dingen, en voor Hem is niets verborgen. Immers, Hij heeft de druppels van de zee, de sterren aan de hemel, de bladeren van alle bomen en de haren op de hoofden van de mensen geteld. Die ziet en weet Hij alle. Daaruit trekt u de conclusie: doe nu wat je wilt, goed of kwaad, tóch weet God of je zalig zult worden of niet. Ook dat is waar! Daarnaast denkt u meer aan de verdoemenis dan aan de zaligheid, en met betrekking tot dat weet u ook niet hoe God ten aanzien van u gezind is – waarover u nu helemaal kleinmoedig en terneergeslagen bent. Vanwege deze aanvechtingen moet ik, als een dienaar van mijn Heere Jezus Christus, u deze brief en troost schrijven, zodat u zou mogen weten hoe God de Almachtige ten aanzien van u gezind is: óf Hij u tot de zaligheid óf tot de verdoemenis heeft voorbestemd.
Hoewel God de Almachtige werkelijk alle dingen weet, en alle daden en gedachten in alle schepselen naar Zijn wil moeten geschieden [tot behoud of verderf], tóch is het Zijn oprechte [openbare] wil en mening, ook Zijn bevel, van eeuwigheid besloten, om alle mensen de zaligheid en de eeuwige vreugde [door het Evangelie] deelachtig te maken (o.a. Markus 16:15 vv). Zoals ook in Ezechiël 18 (v. 23) duidelijk geschreven staat: ‘God wil niet de dood van de zondaar, maar dat hij zich zal bekeren en leven.’
Omdat God nu de zondaren, die onder de wijde en hoge hemel overal leven en zwerven, wil zalig maken en wil hebben, wil Hij u niet uitsluiten en van de genade van God afzonderen door uw dwaze gedachten, die door de duivel zijn ingegeven. Want Zijn genade strekt zich uit van het oosten tot het westen en zover als de wereld reikt (Psalm 103 : 12). Zijn genade overschaduwt allen die zich bekeren, oprecht berouw hebben en boete doen, Zijn barmhartigheid aannemen [of geloven] en Zijn hulp begeren.
Paulus zegt in Romeinen 10 vers 12: ‘Want God is rijk over allen die Hem aanroepen.’ Daartoe behoort een oprecht en waar geloof, dat deze vrees en wanhoop [over de eeuwige verkiezing] zal uitdrijven. Dit geloof is onze gerechtigheid, zoals Romeinen 3 vers 22 spreekt over ‘de gerechtigheid van God door het geloof in Jezus Christus in allen en over allen die geloven.’ Let nu op deze woorden: in allen en over allen. Vraag aan uzelf of u niet ook tot die allen behoort, en of u niet één van hen bent die geloven. Uw eigen hart zal u daarvan wel overtuigen! En in uw geweten zult u wel voelen dat u te hoog wilt opstijgen en fladderen, aan deze heilloze gedachten ruimte en plaats wilt geven, en dat u nu Gods Woord en Evangelie in de wind slaat.
Daarom hebt u nog meer reden om te bidden en te smeken, en over de verhoring daarvan zeker te zijn. Ook in het geval dat God de verhoring uitstelt en deze niet zo spoedig komt, blijft Hij toch niet buiten. Want Hij zal hen die Hem aanroepen niet verlaten, maar hun vrezen en beven door het gebed verminderen, ja helemaal uit- en wegdrijven. Hij zal de wanhoop en haar hoofd op verlof sturen: dat is de duivel en zijn scheepsvolk. En voortaan mag u niet anders denken, wanneer dergelijke goddeloze gedachten u invallen, dan dat ze bij de boze geest, de duivel, vandaan komen. Ook mag u ze niet aan uzelf toeschrijven, maar aan deze verleider.
Zoals gezegd, komen de aanvechtingen over de eeuwige verkiezing niet van God, maar van de duivel. Daarom moet u God voortaan aanroepen en om bewaring, bijstand en hulp tegen deze verleider bidden. Denk dan steeds zoveel aan de zaligheid als dat u nu denkt aan de verdoemenis. En troost u met Gods Woord, dat waar en eeuwig is. Dan zullen zulke kwade stormwinden wel gaan liggen en ophouden. U weet toch de goede, rechte en juiste weg, waarom wilt u dan zo lang ronddwalen? Want God de Vader toont en wijst u Zelf als met Zijn vinger de weg en wat Hij met u voorheeft. Met heldere en luide stem roept Hij: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik een welbehagen heb. Hoor Hem!’ Luister dan ook wat deze Zoon u zal raden en zeggen!
Als u zozeer verstokt en helemaal gevoelloos zou zijn, en u uw ogen niet zou opheffen naar de hemel als een vertwijfeld en verhard mens – en al zouden ook uw oren hun gehoor hebben verloren en al waren ze stokdoof geworden, zodat u God de Vader in de hoge niet hoort roepen – dan heb ik u nóg wat te zeggen: U zult de Zoon, Die langs de weg staat waar iedereen voorbij moet gaan, opmerken en zien. U zult Hem ook horen, ja nog veel luider horen roepen met een grote stem, als van een geweldige bazuin. Hoort Hem! Wat roept Hij dan? Wat in Mattheüs 11 (v. 28) zo heerlijk beschreven is: Kom, kom! ‘Kom bij Mij, allen die vermoeid en beladen bent!’ Wat wilt u nu beginnen met uw vergeefse gedachten over de eeuwige verkiezing? U zult uzelf niet zalig maken met deze en dergelijke ongegronde gedachten.
‘Kom bij Mij, allen die vermoeid en beladen bent, en Ik zal u verkwikken!’ Hij zegt niet alleen kom, maar ook allen – niemand uitgezonderd. Hij mag zijn wie hij wil, al zou hij zelfs behoren tot de allerergsten en de allervuilsten – hoeren, boeven, rovers, enzovoort – allen die vanwege hun zonden vermoeid en beladen zijn, die moeten komen. Wereldvromen – in de kerken (AJ) – voelen zich hier niet thuis met de schone kleren die ze aan hebben.
Wel, omdat ze dan allen moeten komen, niemand uitgezonderd, laat hem zijn of denken wat hij wil. Loop en kom dan ook mee, ja huppel ernaartoe; blijf niet moedwillig achter bij de verloren schare. Doe uzelf toch geen kwaad door zó nalatig en moedwillig te zijn.
[Trostschrift wider die Anfechtung von der Vorsehung Gottes, WABR 10, 489 ff]
Leestip: Openbaring 22:6-17 (Kerntekst vers 17)
Bron citaat: http://www.maartenluther.com – ‘Maandelijkse Meditatie uit de Geschriften van Dr. Martinus Luther (oktober 2025)’
‘Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer.‘ (Uit Romeinen 8 vers 38)
Bron afbeelding: Etsy