(Bovenstaande woorden uit Handelingen 17 vers 28) (1)
Geciteerd: Wat is dan het sacrament van het Heilig Avondmaal? Antwoord: Het is het ware lichaam en bloed van de Heere Christus, in en onder brood en wijn dat door Christus’ woord aan ons christenen bevolen is te eten en te drinken. En zoals van de Heilige Doop gezegd is dat het niet gewoon water is, zo zeggen wij ook dat het sacrament brood en wijn is, maar niet alleen brood en wijn die men gewoonlijk op tafel zet, maar brood en wijn in Gods Woord begrepen en daarmee verbonden.
Het Woord (2), zeg ik (3), is het wat dit tot sacrament maakt en onderscheidt, zodat het niet gewoon brood en wijn, maar dat nu, naar het woord van onze Heer, Christus’ lichaam en bloed is dat door ons gegeten en gedronken wordt. (4)
Nu is dit niet een woord en instelling van een vorst of keizer, maar van de hoogste Majesteit, voor Wie alle schepselen moeten neerknielen en zeggen dat het is zoals Hij het zegt, en het met alle eer, vrees en deemoed aannemen. Door dit Woord kun je je geweten (laten) versterken en zeggen dat ook al zouden honderdduizend duivels met alle dwepers (en zich deskundig voordoende voorgangers en theologen) beweren: ‘Hoe kan brood en wijn Christus’ Lichaam en bloed zijn?’ enzovoort, dan weet ik (3) dat alle geesten en geleerden bij elkaar niet zo verstandig zijn als de Goddelijke majesteit in Zijn pink. (5)
Nu staat hier (dus, in Matteüs 26) Christus’ woord: ‘Neem eet, dit is Mijn lichaam‘, ‘Drink allen daaruit, dit is het Nieuwe Testament in Mijn bloed‘, enzovoort. Daarop houden wij het, en wij zullen hen in het oog houden die Hem willen bemeesteren en het anders maken dan Hij het heeft gesproken.
Het is wel waar wanneer je het Woord wegneemt en het sacrament zonder het Woord bekijkt, je niets anders hebt dan gewoon brood en wijn. Maar wanneer deze woorden erbij blijven – zoals terecht en noodzakelijk is (6) – dan is het in overeenstemming met die woorden werkelijk Christus’ lichaam en bloed. Want zoals Christus’ mond spreekt en Hij het zegt, zo is het (7), want Hij kan niet liegen of bedriegen.
[Maarten Luther: Der Grosse Katechismus, 1529, vgl. WA 30.1, 223, 22 – 224, 12]
(1) Alle leven en heel Gods Schepping is doortrokken van Gods woord en Geest, maar toch zullen wij niet alles wat God werkt en werken wil in Zijn schepselen en (dus) ons mensen ‘Heilige Geest’ noemen. Dát werk van Hem heeft God afgezonderd en daarvoor zullen wij het onderwijs van Gods Woord hebben te beluisteren en volgen (met gebed om de leiding van de Heilige Geest daarin), om alleen dat werk aan de Heilige Geest toe te schrijven, zoals Gods Woord ons daarover onderwijst. (1a)
(1a) Zo zullen wij wat de Griekse wijsgeren aan wijsheid verzameld en ‘verkondigd’ hebben niet als werk van de Heilige Geest hebben te beschouwen en te noemen (aan te wijzen)!
(2) Het Woord van God dat van eeuwigheid tot in eeuwigheid levend en krachtig is door de Heilige Geest (2a).
(2a) Zie o.a. Jesaja 55 : 10-11, Johannes 1 : 1-5, Hebreeën 4 : 12-13.
(3) ‘zeg ik/weet ik’ lezen als: dienen wij (eenvoudig) te belijden (na te spreken) op grond van het onderwijs van Gods Woord.
(4) Naar de woorden van onze Heer zoals we daarover lezen in Matteüs 26 : 26-28 en 1 Korintiërs 11 : 23-26 (en vers 29!).
(5) Zie o.a. 1 Korintiërs 1 : 19-22 en 30-31, 2 : 6-13 en 3 : 18-18-23 en 4 : 18-20.
(6) Daarom worden ze ook altijd weer voor ieder verstaanbaar uitgesproken aan de Avondmaalstafel.
(7) Denk hierbij ook aan Christus’ woord tot het water in de vaten op de bruiloft te Kana, of tot de ogen van een blinde, of tot de benen van een verlamde man en tot de gestorven Naïn en Lazarus (resp. Johannes 4, Johannes 9, Lukas 5 en 7 en Johannes 11).
Bron citaat: ‘Maarten Luther – Mijn enige troost – 365 dagen met de HC’ – Meditatie bij Zondag 29 vraag 78: ‘Wordt dan uit brood en wijn het wezenlijk lichaam en bloed van Christus (aan ons meegedeeld)?’ – Samengesteld en vertaald door H.C. van Woerden sr. – Den Hertog uitgeverij (2015)
‘Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker van de Heer drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed van de Heer‘ (…) ‘Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn of haar eigen oordeel, wanneer men het lichaam niet onderscheidt‘ (Uit 1 Korintiërs 11 de verzen 27 en 29)
Bron afbeelding: Heartlight-org