Is leven slechts aandachtigheid?

Machtig zijn de werken van de Heer,
wie ze liefheeft
(aanschouwt ze met aandacht en) onderzoekt ze.’ (1)
(Uit Psalm 111 vers 2)

Geciteerd: De vader was degene die met zijn dochter de rivier opzocht, en daarmee zijn dochter(s) maakte tot een dichter voor wie water en rivieren tot oersymbolen werden. De vader was de man die zwijgend genoot, die in stilte aandachtig was, en ‘soms’ iets in eenvoudige woorden zei. Hij kon zwijgen, hij kon genieten; en zijn woorden hadden gewicht ondanks hun eenvoud.
De vader ziet de wereld niet als iets waaruit hij gewin moet puren; zijn aandacht (voor de natuur) is zuiver en liefdevol. Hij geniet van het heen en weer gaan van de pont en wijdt zijn woorden aan de elementen (van de natuur): hij vertoont de ontvankelijkheid die voor Ida Gerhardt wezenlijk bij het dichterschap (kunstenaarschap) hoort. In een ander gedicht schreef ze: ‘Is dichten slechts aandachtigheid?’

Niet minder dan haar vader heeft zij aandacht en woorden gewijd aan het licht, de wolken en de wind. Niet voor niets staat deze regel daarover in het gedicht ‘De Veerpont’ (zie hieronder) helemaal apart, als om er alle aandacht op te vestigen. Zij is zijn erfgenaam, in het liefhebben van rivieren en (natuur)elementen, maar ook in het – door haar vader slechts spaarzaam – ter sprake brengen ervan (m.n. in haar dichtwerk). Ook in die zin is ze zijn kind.

De Veerpont

Hier bij de vlonder en de overhaal
het stommelen van de pont op het plankier
denk ik aan hem, die met mij de rivier

zo vaak hier zocht. – Hoe zwijgend hij genoot
bij ’t gaan en keren van de kettingboot
en soms iets zeide in zijn simpele taal.

over het licht, de wolken en de wind.

Hij was mijn Vader en ik ben zijn kind.
O God, hoe heb ik hem tekort gedaan,
die met het grote veer is meegegaan.

(Ida Gerhardt, 1905-1977)

(…) Pas in de achtste regel van dit gedicht horen we over wie het gaat. De man aan wie de dichter denkt is haar vader. Achter die hoofdletter ‘Vader’ moeten we niet teveel zoeken, geen religieuze betekenis in elk geval. Het is wél een eerbiedshoofdletter: Gerhardt eert haar vader met die ‘V’.

(…) ‘O God, hoe heb ik hem tekort gedaan.’ Dat is een pijnlijke belijdenis van eigen tekort, voor het aangezicht van God en van de lezers. De dood is onherroepelijk en hoe schrijnt het dan als we hebben gefaald. Maar met dit gedicht wordt iets rechtgezet.

Bron citaten (in gewijzigde volgorde!): De Waarheidsvriend nr 27, juli 2025 – ‘De Veerpont’ – door Gert van de Wege (docent Nederlands en filosofie aan de Pieter Zandt Scholengemeenschap in Kampen).

(1) Het was deze versregel uit Psalm 111 die mij aanleiding gaf om deze Psalm te willen kiezen voor onze trouwdienst (20 maart 1979) en in overleg met mijn echtgenote en mijn oom ds. J.D. Janse kozen we ervoor het tiende vers te noemen in de liturgie. In de trouwdienst gaf hij aan heel deze Psalm aandacht. Bij zijn begrafenis (in 2005) hoorden we van ds. F. Van Deursen dat Psalm 111 zijn lievelingspsalm was (dat hadden wij toen niet van hem gehoord, misschien kwam dat pas later).

‘Halleluja! Ik zal de HEER loven met heel mijn hart,
in de kring van de oprechten en in hun gemeenschap.’
(Uit Psalm 111 vers 1)

Bron afbeelding: Bible Answer Man

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie