‘Maakt deze leer niet zorgeloze en goddeloze mensen?’ (vervolg)
[Behandelde tekst: Johannes 17 : 19]
Geciteerd: ‘En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd zijn in waarheid.‘ (vgl. vers 19). Merk op hoe Christus hier zo duidelijk met de Vader spreekt over de echte heiligheid. Hij waarschuwt ook ons met deze woorden, opdat wij de echte heiligheid niet mislopen. Want Christus heeft goed gezien hoe moeilijk en aangevochten het is – ook zelfs (beter: juist) voor christenen (1) – om niets bij zichzelf te zoeken en zelf niets te doen om heiligheid te verkrijgen (2). Daar wil niemand aan: dat hij/zij zich aan het Woord moet houden en in Christus’ volmaakte heiligheid moet kruipen (beter: laten omkleden door de Doop, zie Galaten 3 : 28) (3). Daarom gebruikt Christus het woordje ‘waarheid’ en zet het tegenover de leugens van heel de (kerk/werk)wereld en alle menselijke heiligheid. ‘Mijn heiligheid’ – zegt Hij – ‘is de ware heiligheid en maakt alleen heilig.’ Als dat zeker is, zullen we toch concluderen moeten dat al het andere vergeefse moeite, ja, dat alles verdoemd is waardoor men voor God heilig denkt te worden. Want het gaat niet samen: dat Christus’ bloed alleen heilig maakt én dat ons leven en werk heiligheid zouden verkrijgen. Zelfs al zouden alle monnikenordes, alle heilige vaders, Franciscussen, Hieronymussen, ja ook het leven van Johannes de Doper zelf zijn. (4) Hoezeer het ook de beste werken zijn, dan worden ze toch onheilig en verdoemelijk als men inbeelding en verwaandheid van heiligheid daaraan hangt tot smaad en lastering van het bloed en de dood van Christus. (5)
Aan de andere kant, waar dit geloof is: dat alleen Christus’ heiligheid voor God geldt, en door het geloof ónze heiligheid is, daar maakt dit geloof ook ons hele leven en al ons (gewone) werk(en) heilig. En dit niet om de verdienste van het geloof, maar om het geloof waaruit de werken voortkomen. Daaruit kunnen we nu oordelen, als ons gevraagd wordt: wat toch de heiligste en het heiligste leven op aarde is – de geestelijke stand? Nee, niets anders dan de gewone christelijke stand. Dat is het leven van hen die geloven dat Christus alleen onze heiligheid is. Het hele leven van gelovige vaders en moeders, heren en knechten, ieder van ons met al ons doen en werken wordt alleen daarom heilig genoemd, omdat de persoon heilig is en hun werken vruchten van het geloof zijn. (6)
(1) Daarom die aanvechtingen waarin de boze ook zeker een belangrijke rol speelt en onze onheiligheid gebruiken wil om ons te deprimeren en anderen smalend en lasterend over je te laten spreken.
(2) Dat is wat ik toch dankzij Gods genade heb leren inzien en belijden: het Evangelie dat (ook) mij bij en door de Doop al verkondigd werd is en blijft waar door alles heen.
(3) Ook onze gedoopte (en gelovige) broeders en zusters zullen we in hun strijd en moeiten niet ‘naakt’ verklaren en te schande zetten, maar altijd weer ‘omkleed’ zien met Christus.
(4) We mogen ook wel leren om minder ophef te maken over de levens en bekeringen en (eigen) woorden en theologie van mensen als Augustinus, Calvijn, Jonathan Edward, Spurgeon, etc., etc.
(5) Daarom had Augustinus er goed aan gedaan om de vrouw die hij zich genomen had te huwen en hun kind op te voeden en dat in alle nederigheid en eerbaarheid samen met haar te doen in plaats van zich op te werpen als welbespraakte voorganger met een bijzondere bekering (waardoor de regels van 1 Timoteüs 3 : 1-7 voor hem niet golden). Het had velen heel wat niet zelf in de Bijbel – maar veel in zijn boeken – lezen bespaard!
(6) Die vruchten zullen we ook met geloofsogen kunnen zien bij onszelf en bij anderen. Wanneer je als gelovig kind van God je leven lang gelovig de middelen hebt gebruikt, dan zal je met verwondering terug kunnen zien op je leven en God ervoor loven en danken!
> Zie ook de vorige blog: ‘Maakt deze leer niet zorgeloze en goddeloze mensen?‘
Bron citaat: ‘Maarten Luther – Mijn enige troost – 365 dagen met de HC’ – Meditatie bij Zondag 24 vraag 64: ‘Maakt deze leer niet zorgeloze en goddeloze mensen?’ – Samengesteld en vertaald door H.C. van Woerden sr. – Den Hertog uitgeverij (2015)
‘Met een beroep op de genade die mij geschonken is, zeg ik jullie allen dat je jezelf niet hoger moet aanslaan dan je kunt verantwoorden, maar verstandig (en dus bescheiden) over jezelf moet denken. Denk overeenkomstig het geloof, dat is de maatstaf die God ons heeft gegeven…’ (Uit Romeinen 12 uit de verzen 1-3 : 3)
Bron afbeelding: kdmanestreet