“Als goud door vuur beproefd”
Opdat uw geloof rechtschapen en veel waardevoller bevonden zal worden dan het vergankelijke goud, dat door vuur wordt beproefd, tot lof, prijs en eer, wanneer Jezus Christus wordt geopenbaard.
1 PETRUS 1:7 (weergave DB 1545)
Opdat uw geloof rechtschapen en veel waardevoller bevonden zal worden dan het vergankelijke goud, dat door vuur wordt beproefd …
Hier laat Petrus met duidelijke woorden de vrucht en het nut van de aanvechtingen zien die de gelovigen, zowel van de vervolgers alsook van de dwepers(1) moeten ervaren. Hij zegt: ze dienen ertoe dat het geloof, daardoor beproefd, ‘rechtschapen en veel waardevoller bevonden zal worden dan het vergankelijke goud, dat door vuur wordt beproefd’. Op die manier moeten kruis en tegenspoed ertoe dienen dat je het valse geloof van het ware geloof zult kunnen onderscheiden. Gods hand grijpt ons aan, opdat ons geloof beproefd zal worden en voor de wereld openbaar zal komen. Zodat andere mensen ook tot het geloof worden gebracht en ook wij daarvoor worden geloofd en geprezen. Want zoals wij God loven, zo zal Hij ons ook weer loven, prijzen en eren. Daarin zullen dan de schijnheilige huichelaars tot schande moeten komen, die het kruis en de tegenspoed niet op de juiste manier tegemoet gaan.
Het vuur waarover Petrus spreekt brengt aan het goud geen schade toe. Het verteert het niet en het wordt daardoor ook niet minder in gewicht. Het vuur is juist nuttig, omdat het alle toevoegingen uitbrandt, zodat het goud geheel wordt gereinigd en gelouterd. Zo is het ook met het vuur of de hitte der vervolging en de vele verdrukkingen. Deze veroorzaken veel pijn en brengen voor de oude mens veel ellende, zodat zij die daardoor worden geoefend, soms ook moedeloos en ongeduldig zijn. Maar het geloof wordt erdoor gezuiverd en gelouterd, als doorlouterd goud of zilver. Dit kunnen wij met geen werken tot stand brengen. Want hoe kan een uitwendig werk het hart inwendig rein maken? Als het geloof nu zó wordt beproefd, dan moet alles wat toevoeging en bedrog is, verdwijnen en wegvallen. Daarop zal dan een heerlijke dank, lof en prijs volgen, wanneer Christus geopenbaard zal worden.
Want zo is het ook met het christelijke leven gesteld: het moet altijd toenemen, heiliger en reiner worden. Eerst komen wij tot geloof door de prediking van het Evangelie; door het geloof worden wij voor God rechtvaardig en heilig. Aangezien we echter nog in het vlees leven, dat zonder zonde niet kan zijn, wekt het vlees de zonde nog steeds op, houdt ons terug en hindert ons, zodat wij niet zo volkomen heilig en rein zijn als we wel zouden moeten zijn. Daarom werpt God ons midden in het vuur, dat is: in aanvechting, lijden en verdrukking. Op die manier worden wij meer en meer gereinigd, tot aan onze dood toe. Zodoende wordt niet alleen de zonde in ons gedood, maar wordt ook ons geloof beproefd en vermeerderd. Waarom dit alles? Opdat wij van dag tot dag meer worden verzekerd van ons geloof; opdat in ons verstand de Goddelijke wijsheid en kennis toenemen; opdat de Schrift voor ons steeds helderder en duidelijker wordt, waardoor we de onzen beter door de heilzame leer kunnen aansporen, en de tegensprekers kunnen weerleggen. Had de duivel ons in de afgelopen jaren niet zo woedend aangegrepen met geweld en list, dan zouden wij tot deze zekerheid in de leer nooit zijn gekomen. Ook zouden de artikelen van de christelijke gerechtigheid en de leer van het geloof zo helder niet aan de dag zijn getreden. Vandaar dat Paulus zegt in 1 Korinthe 11 vers 19: ‘Immers moeten er ook sekten onder u zijn, opdat de beproefden onder u openbaar worden.’ En Christus zegt in Mattheüs 18 vers 7: ‘Er moeten ergernissen onder u komen.’
… tot lof, prijs en eer, wanneer Jezus Christus wordt geopenbaard
Ook kunnen wij niet vrolijk zijn en erbij staan lachen wanneer wij zien dat het de vijanden van de Goddelijke waarheid geheel naar hun zin en wens gaat. Vooral niet als zij hier allerlei blijdschap en vreugde hebben, als zij rijk, welvarend en machtig zijn en hun grootspreken en opscheppen geen maat of einde heeft. En als wij daarentegen arm, ellendig en veracht zijn. Petrus zegt echter: als het er zo met ons aan toegaat, dan staat het er goed met ons voor. Want ons geloof moet op deze manier door veel verdrukkingen oprecht worden bevonden, opdat wij daardoor worden versterkt en getroost tegen zo’n ergernis, en opdat wij ons over de goddelozen niet vertoornen, maar medelijden met hen hebben. Dan moeten wij denken: wat helpt het hen, dat ze zo rijk en vrolijk zijn, en bovendien alle eer en macht van de wereld hebben? Hoe lang zullen zij het bezitten? Ze zijn er immers geen ogenblik zeker van? Ja, voordat zij eraan denken, verandert alles voor hen, zodat ze met de rijke man eeuwig gebrek moeten lijden. En wel zo erg, dat zij zelfs geen druppel water kunnen bemachtigen, en in plaats van hun korte vreugde eeuwige treurigheid en droefenis moeten ontvangen.
Aan de andere kant, hoewel wij nu voor een korte tijd angst en verdriet ondergaan, toch hebben we vrede in Christus, omdat wij de ware schat hebben, die beter en kostbaarder is dan al de heerlijkheid en het goed van deze wereld, namelijk Zijn lieve betrouwbare Woord, dat ons over eeuwige, hemelse goederen predikt, die in de hemel voor ons bewaard worden, zoals Petrus zegt. Daarom willen we nu wel een korte tijd tezamen met alle uitverkorenen lijden, en Christus het kruis nadragen. Ons ook met Hem laten smaden en met geduld Zijn zalige en troostrijke openbaring en verschijning verwachten. Namelijk, wanneer Hij in Zijn heerlijkheid zal verschijnen met al Zijn heiligen, en wonderlijk zal zijn in al Zijn gelovigen (2 Thessalonicenzen 1:10). Dan zal onze lof, prijs en heerlijkheid beginnen en eeuwig duren! Daarmee vertroosten wij ons: ‘En roemen wij, vanwege de hoop der toekomstige heerlijkheid, die God zal geven. En niet alleen dat, maar wij roemen ook vanwege de verdrukking, omdat wij weten dat verdrukking geduld werkt, en geduld ervaring, en ervaring hoop; en de hoop beschaamt ons niet, omdat de liefde van God is uitgegoten in onze harten door de Heilige Geest, Die ons is gegeven’ (Romeinen 5:3).
[Epistel S. Petri gepredigt und ausgelegt, vgl. W(2) 9, 1130 ff (1539) en WA 12, 272 ff (1523)]
(1) Duits: Rotten (ook wel Schwärmer of Sacramentarier) – Luthers verzamelnaam voor het bonte gezelschap van fanatieke, enthousiaste (meest dopers georiënteerde) predikers die doorgaans buiten de gevestigde orde optraden, en daardoor onrust veroorzaakten in kerk en staat.
Het is toegestaan om deze citaten en meditaties afzonderlijk (met een goede intentie) geheel of gedeeltelijk te publiceren in kerkbladen, brochures en tijdschriften.
Het is echter niet toegestaan meerdere citaten of meditaties te bundelen en in boekvorm te verspreiden zonder onze voorafgaande schriftelijke toestemming.
Bij publicatie (indien mogelijk) graag met bronvermelding: www.maartenluther.com
Wilt u deze Luthercitaten en meditaties ter kennismaking doorsturen aan familie en vrienden? Er zijn geen kosten aan verbonden als iemand onze wekelijkse citaten en maandelijkse meditaties zelf ook graag wil ontvangen.
Aan- en afmelden: Bij voorkeur via e-mail: info@maartenluther-citaten.nl of via de homepage van www.maartenluther.com met vermelding: meditaties.