‘…want één is uw Meester, en jullie zijn allen broeders…’
(Uit Matteüs 23 vers 8 )
Geciteerd 1: „Ik ben altijd leerling gebleven, en hij is altijd de leermeester gebleven (1). Hij kwam af en toe nog op school kijken, ook toen hij ziek was. Ik herinner me dat ik tijdens zo’n ontmoeting eens naast hem zat. Toen zei hij tegen me: „Zeg jij eens de vijf punten van het calvinisme op.” En ja, als dat zo plots op je afkomt, dan moet je toch wel even denken. De eerste wist ik. „Nu moet u de tweede zeggen”, zei ik. Samen kwamen we eruit. Maar de studenten hebben daar natuurlijk zitten gnuiven. We voelden allemaal: hij blijft de leermeester. Maar hij werd nooit groot. Hij had altijd iets van voorzichtige zelfspot, hij bleef klein.”
Opgemerkt 1: Was dat vragen die vijf punten van het calvinisme te noemen dan niet zich een groot maken? Het zou me niet eens verbazen als het afgesproken werk was: allemaal toneelspel dus (ook dat ‘klein’ blijven van beiden). Onze Heer verweet dát (toneelspel dus) de Schriftgeleerden en Farizeeën wanneer Hij ze huichelaars noemde.
Geciteerd 2: „Prof. H.J. Selderhuis heeft gezegd: We moeten het kerkelijk leven herkavelen. Hij ziet twee grote stromen. Die zie ik ook. Je zou ze kunnen illustreren aan de hand van twee predikers uit de vorige eeuw. De ene stroom staat in de lijn van de hervormde ds. I. Kievit, de auteur van het boekje ”Tweeërlei kinderen des verbonds”. Met degenen die tot deze stroom behoren, voel ik me verbonden, over kerkmuren heen.
De andere stroom staat in de lijn van de invloedrijke theoloog J.G. Woelderink, die de hele gemeente als kinderen des verbonds zag, zonder onderscheid. Als je zo denkt, verdwijnt de ernst uit de prediking. Dan is er geen onderscheid meer tussen tijdgeloof en waar geloof, zoals Christus daarover sprak in de gelijkenis van de zaaier.”
Opgemerkt 2: Hier ligt inderdaad een scheidslijn! Maar of we Woelderink dat in de schoenen moeten schuiven en dat mee door hem een invloedrijk theoloog te noemen is toch niet terecht. Hier zien we de scheiding tussen de reformatie die Luther op gang mocht brengen en waarbij men terugkeerde naar de levende verkondiging van Gods Woord aan een gedoopte gemeente, die zich gezalfd mag weten met de Heilige Geest (2) en die van een theologie (!) over ‘tweeërlei kinderen des verbonds’, die in bepaalde kringen heel de Woordverkondiging is gaan bepalen (en waar iedere Woordverkondiging/preek aan afgemeten wordt).
In het eerste geval vertrouwen we de verkondiging van Gods Woord (en dus ook het onderwijs van onze Heer in de gelijkenis van de zaaier) toe aan het werk dat de Heilige Geest daarmee wil doen in de harten van de gedoopte leden van een gemeente. In het andere geval gaan we bij voorbaat een scheiding aanbrengen en moeten de gemeenteleden eerst nog maar eens zien vast te stellen tot welk soort verbondskinderen ze (voorlopig nog?) behoren. Wanneer we in de gelijkenis van de zaaier horen dat er hoorders zijn die direct Gods Woord met vreugde aannemen, maar later in een tijd van beproeving en vervolging afhaken, dan kan niemand weten of hem of haar dat ook niet overkomen zal. Het zijn dus waarschuwende woorden, die iedere dopeling moet horen, juist om vooraf daarvoor gewaarschuwd te zijn én om daarom trouw te zijn in het gebruik van de ons geschonken middelen. Het trouw aangaan bij de bediening/viering van het Avondmaal hoort daar helemaal bij! Het is dus niet de bedoeling om eerst maar eens te gaan afwachten en/of uit te zoeken (een ‘hemels teken’ te verlangen) of en wanneer blijken zal of ze tot die afhakers behoren of niet.
(1) Dat soort – zogenaamd nederig – roemen in (net zo goed zondige!) voorgangers, vind je veel in die kringen. Paulus zegt nuchter dat we dat soort lof maar aan God moeten over laten (zie 1 Korintiërs 4 : 3-5!)
(2) Zie 1 Johannes 2 : 26-27.
Bron citaat: RD Mens & samenleving | Het gesprek – ‘Ds. Clements krijgt soms kritiek op zijn prediking, maar gaat altijd in gesprek: “Ik hoef geen gelijk te hebben”. – door Chris Klaasse.
‘Ik spreek tot jullie, Korintiërs, als tot verstandige mensen, dus jullie kunnen wat ik nu zeg naar waarde schatten. Maakt de beker waarvoor wij God loven en danken ons niet één met het bloed van Christus en maakt het brood dat wij breken ons niet één met het Lichaam van Christus (net als eerder de Doop dat deed wat betreft Christus begrafenis en opstanding – zie Romeinen 6 : 3-14!). Omdat het één brood is zijn wij, hoewel met velen, een Lichaam, want wij hebben allen deel aan dat ene brood.’ (Uit 1 Korintiërs 9 uit de verzen 14-22 : 15-17)
Bron abeelding: SlidePlayer