[Behandelde tekst: 1 Petrus 2 : 5]
Geciteerd: Petrus schrijft: ‘Wordt gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen‘ (vgl. vers 5). De apostel heeft hier in deze woorden de uitwendige en zichtbare priesterstand afgeschaft die voorheen in het Oude Testament geweest is. Verder neemt hij ook de hele uitwendige tempeldienst weg. Daarmee wil hij zeggen: zowel de uitwendige en zichtbare offerdienst, alsook de priesterstand van het Oude Testament, heeft nu opgehouden te bestaan (1). Daarom komt er nu een ander priesterschap dat andere offers offert, namelijk offers die geheel geestelijk zijn. Bijgevolg dat zij, die men nu onder ons priesters noemt (of die zich daartoe voor ons willen opwerpen), voor God geen priesters zijn – dat is ook op deze tekst van Petrus gegrond. Verder als wij vragen of Petrus onderscheid maakt tussen de geestelijke en de burgerlijke stand, zoals men nu de priesters ‘geestelijk’ en de andere christenen ‘wereldlijk’ noemt (2), dan moeten zij, tegen wil en dank, toegeven dat Petrus spreekt over alle christenen. Daarom is het duidelijk dat Petrus hier niets zegt over de priesterstand die zij verzonnen hebben en alleen aan zichzelf voorbehouden. Daarom zijn onze bisschoppen niets anders dan Sint-Nicolaas bisschoppen (3). Zoals hun priesterschap is, zo zijn hun wetten, offers en werken. Daarom hebben alleen zij het heilige en geestelijke priesterschap, die ware christenen zijn (4) en op de levende Steen gebouwd zijn (vgl. 1 Petrus 2 : 5). Omdat Christus de Bruidegom is en en wij de bruid zijn, heeft de bruid alles wat de Bruidegom heeft, en dat wederkerig. De bruid geeft zichzelf en alles wat zij heeft en de Bruidegom geeft ook Zichzelf en alles wat Hij heeft. Nu is Christus de Hogepriester door God Zelf gezalfd. Eerst heeft Hij Zijn eigen lichaam voor ons geofferd – wat het hoogste priesterschap is. Daarna heeft Hij aan het kruis voor ons gebeden. In de derde plaats heeft Hij het Evangelie aan ons verkondigd en alle mensen onderwezen om God en Hem [=Christus] te kennen. Deze drie ambten heeft Hij ook aan ons allen gegeven. Daarom omdat Hij Priester is en wij Zijn broeders en erfgenamen zijn, hebben alle christenen macht en bevel dat zij prediken en voor God treden – dat is: dat de een voor de ander bidt (5) – en dat zij zichzelf aan God opofferen.
[Maarten Luther: Epistel S. Petri gepredigt und asugelegt, Erste bearbeitung 1523, vgl. WA 12, 306, 25 – 308,7 (verkort)]
(1) Valt (o.a.) het aanstellen van aanbiddingsleiders niet een terugval naar die oude uitwendige priesterdienst te noemen!
(2) In bepaalde kerken functioneert het op een bepaalde manier ook altijd nog zo, je hebt er de ‘geestelijken’ die (op grond van hun bevindingen) mogen deelnemen aan de viering van het Avondmaal en dan de (grote) rest van de gemeente die mag toekijken.
(3) In Oost-Europa is Nicolaas van Myra (begin 4e eeuw bisschop te Myra) tot op heden een belangrijke heilige, in West-Europa groeide zijn verering met name in de tijd van de Reformatie uit tot een volksfolklore rondom zijn sterfdag. Belangrijke elementen van het Sinterklaasfeest gaan op hem terug. Historisch bewijs over het leven van Nicolaas van Myra bestaat vooral uit bronnen na zijn overlijden. De mogelijk oudste bron is de zogenaamde Praxis de Stratelatis, een anoniem Grieks verslag dat ergens tussen de vijfde en zesde eeuw is gedateerd met daarin het verhaal dat Nicolaas drie onschuldige officieren van de executie redt. Uit de 8e eeuw dateert de oudste en eerste “complete” levensbeschrijving.
(4) Het is toch beter om te zeggen dat heel de gedoopte gemeente dat priesterschap ontvangen heeft en daarom altijd weer zal hebben te luisteren naar wat de Geest tot de gemeente(n) te zeggen heeft. Dan hoeven we dus geen oordeel te vellen over elkaar en bepalen wie tot de ware christenen behoort en wie niet. Wel hebben we elkaar altijd weer op te roepen om dan ook naar die ‘geestelijke stand’, waarin wij allen geplaatst zijn, te leven => zie o.a. Romeinen 12.
(5) Wij doen dat eerste en vooral in de ‘binnenkamer’ (zie Matteüs 6 : 6 en 14) en ’s zondags wordt er in de samenkomsten gebeden voor alle mensen (zie 1 Timoteüs 2 : 1-6 en 8)
Leestips: 1 Petrus 2 : 1-10 en Romeinen 12.
Zie ook deze blog: ‘Ik heb een losgeld voor hen verkregen…‘
Bron citaat: ‘Maarten Luther – Mijn enige troost – 365 dagen met de HC’ – – Meditatie bij Zondag 12 vraag 32: ‘Maar waarom wordt je een Christen genoemd’ – Samengesteld en vertaald door H.C. van Woerden, sr. – Den Hertog uitgeverij (2015).
‘Broeders en zusters, met een beroep op de barmhartigheid van onze God, vraag ik jullie om jezelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in Zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst (1a) voor jullie. Jullie zullen jezelf niet aanpassen aan deze wereld (en haar wijsheid), maar veranderen door jullie gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van ons verlangt en wat goed, volmaakt (1b) en Hem welgevallig is.’ (Uit Romeinen 12 vers 1)
(1a) En dus niet de door ons (opgetuigde) zondagse kerkdiensten, dat is daar toch eerst en vooral dienst van God aan ons, vandaar ook altijd weer als eerste votum en groet aan het begin van een samenkomst.
(1b) Lees hierbij nog weer Matteüs 5 : 43-48.
Bron afbeelding: Etsy