‘Wie zich laat leiden door zijn/haar eigen natuur is gericht op wat wij uit onszelf willen, maar wie zich laat leiden door de Geest is gericht op wat de Geest wil.‘ (Uit Romeinen 8 vers 5)
Geciteerd 1: (Ge-)Rechtvaardig(t)-zijn is niets anders dan gelovig zijn. Hoe dat toegaat? Omdat niemand voor Gods gericht kan bestaan, moet de mens vrezen vanwege zijn/haar leven of werken. Deze vrees drijft hem/haar uit om buiten zichzelf iets te zoeken en te vinden waarop gebouwd, gesteund en vertrouwd kan worden. (1) Dat is puur en alleen de genade van God in Christus, aangeboden en beloofd in het Evangelie. (2) Dit geloof en vertrouwen maakt rechtvaardig voor God, zoals Paulus zegt: ‘De rechtvaardige zal uit zijn/haar geloof leven (vgl. Romeinen 1 : 17). (3)
Geciteerd 2: Wanneer een gedoopt kind van God zijn/haar geloof in praktijk brengt, dan doet de mens weer bij zijn naaste wat hij/zij gelooft dat God bij en voor hem/haar gedaan heeft – en doet alles alleen genade zijn. Hij/zij vergeeft de ander, draagt en verdraagt de ander. Zo’n gelovige heft de ander op uit zijn of haar ellendige bestaan en geeft hem of haar van zijn eigen goederen. Op die manier laat een gelovige alles wat hij/zij heeft, voor de naaste nuttig zijn. Er is niets wat geweigerd wordt: lichaam, leven, tijd, bezit, eer wordt ter beschikking gesteld, zoals God ook Zichzelf en al het Zijn ons ter beschikking heeft gesteld en stelt. Wij weten (en geloven) uit Gods Woord dat God ons weldoet uit pure genade, dus doen wij hetzelfde aan onze naasten uit en door het geloof. (4) Daarom, zoals God Zijn gaven en goederen uitgiet over Zijn kinderen en hun onwaardigheid niet acht, zo gieten zij die zelf ook weer uit over hun naasten, ongeacht of die hun vijand zijn of dat zo iemand het niet verdiend zou hebben. En ze mogen/zullen er ook van overtuigd zijn dat ze zich niet geheel ontledigen kunnen, want hoe meer ze uitgieten, hoe meer God inschenkt, en hoe meer we onze naasten vullen met goederen (en zegen met de woorden die wij spreken) hoe voller we gevuld worden met Gods gaven en goederen. Kijk, dat is hoe het ons geschonken geloof werkzaam is in mensen die zich door het geloof rechtvaardig weten voor God, dat is de christelijke gerechtigheid die uit de hemel ontvangen heeft en ontvangt en op aarde daarvan weer uitdeelt.
[Maarten Luther: Kirchenpostille 1522, vgl. WA 10.1.1, 291, 10-293, 1]
Leestips: Lukas 6 : 27-36, Matteüs 5 : 43-48 en Romeinen 8: 7-17.
* Wel trappen in de mate waarin een gelovige de Heilige Geest weerstaat of toelaat om werkzaam te zijn in hem of haar met de geschonken gaven ten bate van onze naasten. Kinderen hebben van dat weerstand (kunnen) bieden aan Hem (nog) minder last dan ouderen.
(1) De Doop is het uitwendige teken en zegel dat al Gods beloften in Christus ‘ja en amen zijn’ (vgl. 2 Korintiërs 1 : 20). Daarom is het niet de vrees, maar het geloof dat de Heilige Geest door de verkondiging van het Evangelie in ons werken wil. In de tijd van Luthers jeugd ging dat Evangelie schuil onder de officiële leer van de RK.
(2) En zoals die reeds aan ons bevestigd werden door de Doop.
(3) Niet het geloof doet iets, maar Christus heeft alles voor ons volbracht (zie Kolossenzen 2 : ) ook door volmaakt te geloven en ons geloof is een gave van de Heilige Geest en dat geloof wil Hij altijd weer in ons werken door het trouw en volhardend gebruik blijven maken van de ons daartoe geschonken middelen.
(4) En dat hoeven we dus niet (nooit) te doen uit en in eigen kracht!
Bron citaat: ‘Maarten Luther – Mijn enige troost – 365 dagen met de HC’ – samengesteld en vertaald door H.C. van Woerden, sr. – Den Hertog uitgeverij (2015)
‘Iemand die zich niet laat leiden door de Geest van Christus, behoort Christus ook niet toe. Als Christus echter in jullie leeft, zijn jullie door de zonde weliswaar sterfelijk, maar de Geest schenkt jullie leven, omdat jullie door God als rechtvaardigen zijn aangenomen. Want als de Geest van Hem Die Jezus uit de dood heeft opgewekt in jullie/ons woont, zal Hij Die Christus heeft opgewekt ook jullie/ons die sterfelijk zijn, levend maken door Zijn Geest, Die in jullie/ons leeft.‘ (Uit Romeinen 8 de verzen 9-11)
Bron afbeelding: Heartlight-org