Op die dag zullen jullie erkennen, dat Ik in Mijn Vader ben, en jullie in Mij, en Ik in jullie. ‘(Uit Johannes 14:20, weergave DB 1545)
Geciteerd 1: Uit onderstaand citaat blijkt, dat de Wittenbergse Reformatie (trouwens de Geneefse Reformatie ook) altijd weer over de zekerheid van het geloof spreekt. Dat doen zij tegen de eeuwige twijfel van Rome. Luther zegt daarover: ‘Op hun hogescholen hebben zij, dwars tegen het Evangelie en alle brieven van de apostelen in, geleerd: dat niemand zeker kan zijn, of hij vergeving van zonde en Gods genade heeft of niet, of hij met God verzoend is of niet; wat een gevaarlijke en gruwelijke dwaling is, waartegen iedereen gewaarschuwd moet worden.
[Leipziger Ausg. Bd. VI, S. 653-654; uit het Latijn in het Duits vertaald door Justus Jonas (1533)].
Geciteerd 2: Dat is: u moet niet alleen Mijn vlees en bloed zien – wat u reeds ziet, zoals de Joden dat ook zien – of Mijn bestaan en wezen, dat Ik God én Mens ben. Maar u moet ook zien dat alles wat Ik doe, spreek en werk overeenstemt met Mijn ambt en de reden is waarom Ik hier ben. Wanneer u dit ziet, dan ziet en hoort u, dat Ik enkel liefde, genade en barmhartigheid spreek vanuit de Vader en dit ook met daden bewijs, omdat Ik voor u sterf en opsta uit de dood. Als u dít in Mij ziet, dan ziet u de Vader in Mij en Mij in de Vader. Dan ziet u ook de eigenlijke bedoeling, de gezindheid en de wil van de Vader.
Dit is de voornaamste hoofdzaak en het belangrijkste artikel: dat Christus in de Vader is (v.20) – daarom hoef je niet te twijfelen: alles wat deze Man spreekt en doet, dat moet gesproken en gedaan worden: in de hemel voor alle engelen, in de wereld voor alle tirannen, in de hel voor alle duivels en in de harten voor alle kwade gewetens en voor al onze verkeerde gedachten. Want als ik hier zeker van ben: dat alles wat deze Man denkt, spreekt en wil, de Vader ook denkt, spreekt en wil – dan kan ik alles trotseren wat mij benauwd, bevreesd en beangst maakt. Want hier heb ik het hart en de wil van de Vader én van Christus. ‘Als God voor en met ons is’ – zegt Paulus in de brief aan de Romeinen (8:31) – ‘wat is het dat ons schaden zal?’
In de eerste plaats is er dus alles aan gelegen, dat wij alleen op Christus zien en er niet naar vragen, wat één of andere god zegt of wat mensen prediken of leren over het leven en de wegen van engelen, heiligen, doden en levenden. Kort gezegd: als u Christus aangrijpt en aanziet, dan grijpt en ziet u Christus aan in de Vader en de Vader in Christus – dan ziet u geen toorn, dood of hel, maar enkel genade, goedheid, barmhartigheid, hemel en leven.
In de tweede plaats wanneer u dit weet en hebt, dan zult u daarna ook weten – zoals Christus zegt (v. 20): dat ‘Ik in u en u in Mij bent.’ Namelijk, dat u Mij tot Zaligmaker hebt en Mij zó kent, dat de Vader Mij tot u heeft gezonden – daaruit zult u proeven en smaken, dat u in Mij bent – zodat: wat u ook mist en ontbreekt, zoals u in uzelf zondaren en verdoemd bent en in de dood ligt – dat dit alles in Mij is, en daar ligt het goed. Nu ben Ik in de Vader, en wat in Mij is, dat is ook in de Vader – wat echter in Mij is, het mag zijn wat het wil: dood of leven, zonde of gerechtigheid, dat moet enkel gerechtigheid, leven en zaligheid zijn.
Nu gaat u ook door het geloof verstaan, dat u in Mij bent met uw dood, zonde en alle ongeluk. Bent u een zondaar in uzelf? – dan bent u in Mij rechtvaardig. Voelt u de dood in uzelf? – dan hebt u in Mij het eeuwige leven. Hebt u onvrede in uzelf? – dan hebt u in Mij eeuwige vrede. Moet u om uzelf als een goddeloze verdoemd worden? Dan bent u in Mij gezegend en zalig!
Want als ik in Christus ben – o, zaligheid! – waar ben ik dan? Nergens dan waar Christus is (zie Efeziërs 2:6). Waar is Hij anders dan in de hemel, in de eeuwige vreugde, in het eeuwige leven en in de eeuwige zaligheid? Daar zal Hij zeker niet meer als zondaar veroordeeld worden of de dood moeten sterven – nu kunnen Hem geen zonden beschuldigen, geen duivel verdoemen, geen dood of hel verslinden, dan zullen zij mij – als ik ín Hem ben – ook niet kunnen verdoemen en verslinden.”
[Maarten Luther: Das XIV. und XV. Kapitel S. Johannis (Druck Frühjahr 1538), WA 45, 589, 14 – 590, 16]
Leestip: Efeziërs 2:1-10 (Kerntekst de verzen 6-7)
Bron citaten 1-2: http://www.maartenluther-com – Wekelijks Luthercitaat per email – toezending van maandag 3 februari 2025.
‘Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze Redder, de Heer Jezus Christus.‘ (Uit Filippenzen 3 vers 20)
Bron afbeelding: JohntpolkII