‘God, wees mij zondaar genadig‘
Geciteerd: Er is geen mensenverstand, het mag zo groot, wijs en geleerd zijn als het maar wil, dat in staat is deze tegenstrijdige woorden samen te vatten en uit te spreken: ‘God wees mij zondaar genadig‘ (vgl. Lukas 18 : 13). Ja, het is zeker de hoogste wetenschap, die geheel en al buiten en boven het verstand van een mens gaat. Want dat is toch nooit zo gezegd toen God Zich in het begin heeft geopenbaard en met de mens gesproken. In het paradijs – zegt de Schrift – luidde het zo: Wanneer jullie van de verboden boom zullen eten – dat is: wanneer jullie tegen Mijn gebod zondigen – zullen jullie de dood moeten sterven (vgl. Genesis 2 : 17) – NB. Dit kan en moet toch Vaderlijker en genadiger verwoord worden, zie (1). Op de berg Sinaï, waar God de wet gaf klonk het (ook) zo: ‘Ik de HEERE jullie God ben een machtig IJveraar – dat is: een toornige God – Die de misdaad van de vaderen bezoekt aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht’ (Exodus 20 : 5 en Deuteronomium 5: 9) (2). Hieruit moet men in het kort weten en begrijpen, dat de zonde (niet de zondaar!) verdoemd is en dat God Zijn schrikkelijke toorn en straf daarover uitgesproken heeft. Nu, dan past het toch helemaal niet dat deze tollenaar, deze zondaar, deze verdoemde en vervloekte mens, voor God durft komen en durft bidden: ‘Wees mij zondaar genadig‘ (3).
Want deze twee, zonde en genade staan tegenover elkaar als water en vuur. Genade hoort toch niet thuis waar zonde is? – daar is alleen zonde en straf! Hoe komt dan deze mens aan de wijsheid dat hij zonde en genade kan samenbrengen en kan verenigen? Hoe is het toch mogelijk dat hij het waagt om tot God te roepen en voor Zijn zonde genade af te smeken? Hier is meer voor nodig dan dat wij de wet en de Tien Geboden kennen, die de Farizeeër ook allemaal – en nog wel het best – kende. Het is een andere kennis, waarvan de Farizeeër helemaal niets wist (4) – en waarvan alle mensen uit zichzelf niets weten. Het is de prediking van het lieve Evangelie van Gods genade en barmhartigheid in Christus Jezus – dat toch al in heel het OT ook altijd al heeft geklonken, al vanaf het derde hoofdstuk van Genesis, en dat toen toch ook al door mensen werd gehoord en al of niet begrepen. Nog niet in haar overweldigende rijkdom, maar toch! – en dat, zonder enige verdienste, altijd weer aan alle zondaren verkondigd en aangeboden moe(s)t worden.
[Maarten Luther: Crucigers Sommerpostille, vgl. WA 22, 204, 34 – 205, 14]
(1) Wij zullen Gods woorden bij de boom zo lezen en begrijpen: Wanneer jullie Mij niet het (geloofs)vertrouwen geven dat jullie Mij schuldig zijn en Mijn woorden over deze boom niet (langer) als in liefde en waarheid tot jullie gesproken aanvaarden, maar afgaan op jullie eigen verstand en inzicht, dan zullen jullie de gevolgen daarvan ondervinden en (moeten) sterven, zoals ik jullie dus uitdrukkelijk heb laten weten (ervoor gewaarschuwd heb) over/bij deze boom.
Geloofsvertrouwen – God liefhebben en vertrouwen op Zijn Woord (!) – is de enige grond voor het eeuwig samenleven met God. God is Liefde. Gods Woord is liefde in Gods eigen Persoon, namelijk onze Heer Jezus Christus – zie Johannes 1 : 1-14 en 1 Johannes 1 : 1-4 en Kolossenzen 1 : 13-23. Gods Verlossingsplan stond dus al vast vanaf het begin.
(2) We horen bij deze woorden (uit Exodus 20 en Deuteronomium 5) allereerst ook te denken aan Gods woorden tot Mozes in Exodus 33 : 19. die herhaling van de woorden genade en barmhartig zijn bedoeld als een benadrukking van de waarheid dat onze God een God van genade en barmhartigheid is en dus niet bedoeld als het benadrukken dat God slecht zijn genade aan een beperkte groep mensen wil aan bieden. Al Gods werk voor en aan het volk van Israël, het nageslacht van Abraham (en Noach) was Gods genadig en barmhartig werken aan het heil voor alle volken. Daar mocht Israël aan meewerken. Dat bepaalde hun bijzondere positie.
(3) Zoals gezegd heeft het Evangelie – de verkondiging van God genade in Christus (denk bijv. aan de verhoogde slang in de woestijn – het hele OT door al geklonken. Jezus wijst daar Zelf op wanneer Hij zegt: “Jullie vader Abraham verheugde zich om Mijn dag te zien, en hij zag die en was blij.” (Johannes 8:56) en ook: ‘Als jullie Mozes zouden geloven, dan zouden jullie ook Mij geloven, hij heeft immers over Mij geschreven. Maar als jullie niet geloven wat hij geschreven heeft, hoe zouden jullie dan geloven wat ik zeg.’ (Johannes 5 : 46-47).
(4) Of beter gezegd: Zij verzetten zich tegen wat Gods Woord en de Heilige Geest hen geopenbaard hadden in het OT en openbaarden in leven en werk van onze Heer Jezus Christus in hun dagen. Het was niet (meer in) hun belang (dat Hij door hen verhoogd zou worden, meenden ze) – zie o.a. Matteüs 23 : 13 en Johannes 13 : 42-43.
Opgemerkt: Je hoort nog wel eens zeggen: Ja, God is liefde, maar Hij is ook rechtvaardig. God is rechtvaardig omdat Hij liefde is en daarom gaf God ons mensen Zijn Zoon, opdat Hij zou volbrengen wat geen mens – ook Adam&Eva konden het niet (zie 1 Korintiërs 15 : 50-51) – op deze aarde kon en kan volbrengen: God volmaakt vertrouwen op Zijn Woord. Dankzij en door het geloof van onze Heer Jezus Christus zijn wij gered – Lees hierbij Romeinen 3 : 21-26 en beluister deze lezing ‘Het geloof van Jezus Christus (6)’: https://youtu.be/5nLIkBdqYc0.
Waar zouden wij mensen zijn als we God niet kunnen vertrouwen op Zijn Woord? En toch zijn er kerken waar dat gedoceerd wordt: Want, zegt men, er is toch uitverkiezing en zegt Jezus niet dat alleen diegenen Hem kennen zullen aan wie Hij het wil openbaren? Dus zorg dat je eerst voldoende bevinding bijeen sprokkelt om dan op grond daarvan te kunnen uitmaken en besluiten of je tot Gods uitverkorenen behoort of niet.
Met dit soort gedachten en uitspraken zullen wij de gedoopte gemeente – jong en oud! – echter niet hebben te vermoeien en belasten en wanneer we zending bedrijven zullen we de mensen toch ook niet deze ‘sprokkel-last’ willen opleggen? Daarin zijn de apostelen en hun medewerkers ons beslist niet voorgegaan! Nee, Christus’ gedoopte gemeente zal juist voorbeeldig zijn in het vertrouwen op wat Gods Woord aan ons verkondigt in Woord en Doop en Avondmaal en zich de bediening daarvan in de samenkomsten niet laten ontgaan of laten afnemen.
‘Hoe onuitputtelijk zijn Gods rijkdom, wijsheid en kennis, hoe ondoorgrondelijk Zijn oordelen en hoe onbegrijpelijk Zijn wegen.‘ (Uit Romeinen 11 uit de verzen 30-36 vers 33)
‘Toen antwoordde Jezus en zei: Ik dank U, Vader, Heere van de hemel en van de aarde, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, en ze aan kinderkens* (eenvoudige mensen, zoals Jezus discipelen) geopenbaard. Ja, Vader, want zo was het Uw welbehagen. Alle dingen zijn Mij overgegeven door Mijn Vader; en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon, en aan wie de Zoon het wil openbaren. Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal jullie rust geven. Neem Mijn juk op je, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en je zult rust vinden voor je ziel; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.‘ (Uit Matteüs 11 de verzen 25-30)
* Zie hierbij ook Lukas 7 : 29-30 en 1 Korintiërs 1 : 18-31.
‘Thans is echter, los van de wet, gerechtigheid van God openbaar geworden – waarvan getuigd wordt door de wet en de profeten – gerechtigheid echter van God door het geloof van Jezus Christus, voor allen en op allen die geloven, want er is geen onderscheid. Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God, en iedereen wordt uit genade die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen, omdat Hij ons door Jezus Christus heeft verlost.‘ (…) ‘tot het bewijs van Zijn rechtvaardigheid in de huidige era, om Zelf rechtvaardig te zijn en een Rechtvaardiger van wie uit het geloof van Jezus is.‘ (Uit Romeinen 3 de verzen 21-24 en vers 26)
Bron afbeelding: Instagram