‘Maar Jakob zei, ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent.‘
(Uit Genesis 32 vers 26)
Geciteerd 1: Wanneer je meent dat onze Heere God iemand heeft verworpen, dan moet je denken dat onze God hem of haar in Zijn armen houdt en aan Zijn hart drukt. Wanneer je veronderstelt dat God een broeder of zuster heeft verlaten, dan moet je denken dat hij of zij bij God aan de borst ligt. Op dezelfde manier voelt en denkt Jakob niets anders dan dat hij verloren is en ten onder zal gaan.
Maar wanneer hij het goed zou bezien, dan wordt hij vastgehouden in de omhelzing van de Zoon van God (vgl. Genesis 32 : 24-32). Het voorbeeld van de rechtvaardige Job in zijn vernedering en aanvechting onderwijst ons hetzelfde. Want op zo’n vreemde en wonderlijke manier handelt God met Zijn gunstgenoten (vgl. Genesis 47 : 7-10, Psalm 4 : 3-4, 34 : 20, 40 : 12-14). Namelijk als wij denken dat het met ons gebeurd is, dan omhelst en kust Hij ons als Zijn liefste kinderen.
Dit is wat Paulus bedoelt als hij zegt: ‘Wanneer ik zwak ben, dan ben ik sterk. Wanneer ik sterf, dan leef ik‘ (vgl. 2 Korintiërs 1 : 8, 12 : 10, 1 Korintiërs 15 : 31-32). Maar wij kunnen dit nooit begrijpen. De reden daarvan is dat ons vlees (onze menselijke natuur) in de weg ligt. De mens kan de doding van zijn vlees niet verdragen en dat staat de Geest in de weg, zodat onze natuur onmogelijk de onbegrensde liefde en genade van God tot ons kan bevatten, totdat eindelijk bij de laatste zucht deze strijd voorbij is en God de struikelsteen van het vlees uit de weg ruimt.
[Maarten Luther: WA 44, 111, 32-112, 4]
‘Ikzelf sta je terzijde. Ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en Ik zal je naar dit land terugbrengen; Ik zal je niet alleen laten totdat Ik gedaan heb, wat Ik je heb beloofd.‘ (Uit Genesis 28 vers 15)
Geciteerd 2: Nadat God ons de belofte heeft gegeven, is God door Zijn belofte en trouw aan ons gebonden (zie o.a. Romeinen 11 : 28 en 2 Korintiërs 1 : 19-22). Maar Hij staat wel toe dat wij verzocht worden en Hij verbergt Zijn aangezicht, alsof Hij al Zijn beloften had vergeten. Dán is het de tijd om te bedelen, te smeken en te kloppen. En als het zo schijnt dat we niet gehoord worden en dat wij zeker moeten omkomen en ondergaan, dan is het nodig te volharden en aan te houden in geloof, gebed en geduld – en dat dan ook samen en met hulp van anderen!
Op deze manier overwinnen wij God, door Hem Zijn belofte voor de voeten te werpen, want Hij heeft beloofd dat Hij ons niet zal begeven of verlaten (vgl. Genesis 28 : 15, 1 Korintiërs 1 : 9-10). (…) Want zó en niet anders wordt God door het geloof overwonnen. Dan zegt Hij: ‘Jouw naam is Israël’ wanneer we op grond van Gods belofte met Hem gestreden en overwonnen hebben – en in de gemeente(n) van Jezus Christus strijden we die strijd niet alleen, maar ook altijd weer samen met onze broeders en zusters. Dat zijn we aan elkaar verplicht door de liefde!
[Maarten Luther: WA 44, 192, 27 – 193, 2]
Bron citaten: ‘Vrees niet, geloof alleen’ – Meditaties van 29 en 30 december – Samengesteld en vertaald door H.C. van Woerden, sr. – Den Hertog uitgeverij (2019)
‘Broeders en zusters, als een van u van de waarheid afdwaalt – of die ‘kwijtgeraakt’ is – en een ander laat hem of haar daarheen terugkeren – of weer vinden -, dan mag zo iemand weten: wie een (mede)zondaar van een dwaalspoor terugbrengt, redt hem of haar van de dood en wist tal van zonden uit.’ (Uit Jakobus 5 de verzen 19-20)
Bron afbeelding: Jesus Christ – The World’s Savior and Redeemer.