‘De woorden van wijzen zijn als prikkels en als spijkers, diep ingeslagen door meesters in het verzamelen. Zij zijn gegeven door één Herder.‘ (Uit Prediker 12 vers 11)
Geciteerd 1: „Wie de theologische ontwikkelingen in ons land volgt, merkt dat de huidige tijd en cultuur regelmatig te berde worden gebracht om het gezag van de Bijbel ter discussie te stellen. Bijvoorbeeld: als Paulus vandaag geleefd had, zou hij ongetwijfeld voorstander zijn geweest van de vrouw in het ambt… De moderne tijd en cultuur krijgen vaak een gewicht dat ten koste gaat van het eerbiedig en gelovig buigen onder de Bijbel als Gods onveranderlijk Woord. (…)
Bij veel moderne Bijbeluitleggers is merkbaar dat de beleving van de huidige lezer op de voorgrond komt ten koste van de oorspronkelijke bedoeling van de tekst. De uitlegger slaat een brug tussen de oude tekst en de moderne lezer, waarbij hij de tekst ‘kloppend’ maakt met de opvattingen van de lezer en zo uitlegt dat die er in zijn tijd, cultuur en beleving nog „iets mee kan”…
Geciteerd 2: Verder lezen we de tekst volgens klassiek hermeneutisch gebruik binnen het geheel van de Schrift. Op andere plaatsen schrijft Paulus over de onderscheiden plaats van man en vrouw ten opzichte van elkaar en de plaats van de vrouw in de gemeente, bijvoorbeeld in 1 Timotheüs 2:9-15. Wanneer Paulus daar de onderscheiden plaats van man en vrouw aan de orde stelt, schrijft hij niet: want zo is het in onze tijd en cultuur gebruikelijk, maar wijst hij op Gods scheppingsorde en de geschiedenis van de zondeval. Wie zo Schrift met Schrift vergelijkt, zal zien dat Galaten 3:28 geen grond biedt voor ”de vrouw in het ambt”. Gods Woord staat hier haaks op de cultuur.
Opgemerkt 1: Wanneer we de Bijbel niet lezen als een boek vol theologie, maar als een Pastoraal boek, dan kunnen we toch zonder de moderne tijd en cultuur de doorslag te laten geven tot een andere conclusie komen dan deze schrijver/predikant hier doet. We weten dat Paulus zijn gezag als apostel mocht laten gelden om in de gemeenten, die hij gesticht had – daar beperkte hij zich toe! (1) -, orde op zaken te stellen middels zijn brieven of tijdens zijn bezoeken. Toch heeft Paulus zich er (eerst) ook altijd van vergewist of hij in de betreffende gemeente(n) wel de juiste houding vond om zijn gezag op liefdevolle wijze tot gelding te kunnen brengen. We vinden de bewijzen daarvan o.a. in de tweede brief aan de Korintiërs, waar hij schrijft: ‘Ik roep God aan als mijn getuige, ik zweer bij mijn leven dat ik van een tweede bezoek aan Korinte heb afgezien om jullie te sparen. Ik bedoel dit: wij willen niet over jullie geloof heersen, maar juist bijdragen aan jullie vreugde (en daarmee ook aan jullie toewijding aan de Heer). Jullie hebben tenslotte een vast geloof.’ En even later lezen we: Ik heb jullie ook geschreven omdat ik te weten wilde komen of jullie mij werkelijk in alles gehoorzaamt. Als jullie hem vergeven, doe ik het ook. En als ik hem iets te vergeven heb, doe ik dat omwille van jullie ten overstaan van Christus.’ (2)
Wat een treffend voorbeeld van liefdevolle pastorale zorg voor de gemeente! Ook in de brief aan de Tessalonicenzen vinden we die pastorale benadering. Paulus was in zorg over deze gemeente en stuurde Timoteüs en dan lezen we: Hij (Timoteüs) heeft ons bovendien verteld hoe jullie ons altijd als voorbeeld nemen en hoe jullie er even vurig naar verlangen ons te zien als wij jullie. Daardoor, broeders en zusters, zijn we over jullie gerust gesteld (3). En dan blijkt dat Paulus de gemeente ook nog weer aansporen wil, hij kan en wil dat doen omdat gebleken is – tijdens het bezoek van Timoteüs – dat de gemeente daarvoor openstaat…
Opgemerkt 2: We weten dat Paulus niet blij kon zijn met hoe men in de gemeente van Korinthe invulling gaf aan de samenkomsten (4). Dat wat daar gebeurde was niet tot opbouw van de gemeente. Ieder wilde daar van zich laten horen en wat te zeggen hebben. En dan gebruikt Paulus zijn gezag om daarin orde op zaken te stellen en hij grijpt daarbij terug op de orde van de synagoge, want dat garandeerde dat de gemeente(n) Gods Woord daar ook altijd weer te horen zou krijgen en dat men door het lezen en profeteren vanuit de Schriften daar ook daadwerkelijk opgebouwd zou(den) worden in het geloof. Dat kunnen voorlezen uit en kunnen profeteren op basis van de Schriften, dat was toen echt nog een mannen aangelegenheid. In zijn eerste brief aan Timoteüs spoort Paulus hem dan ook aan om dat als voorganger in de gemeente in praktijk te brengen (5). Dat Paulus in diezelfde brief – opnieuw (6) – de vrouwen een bescheiden plaats aanwijst in de gemeente en daarbij nu teruggrijpt op de plaats van de vrouw in de oude bedeling, dat is pastorale wijsheid en inzetten van zijn gezag als apostel om ervoor te zorgen dat de samenkomsten de opbouw van de gemeente zullen blijven dienen. We lezen namelijk even later dat er ook al een en ander is misgegaan bij de inzet van vrouwen – jonge weduwen (7) – in de gemeente(n) waar Timoteüs diende als voorganger.
Opgemerkt 3: Wanneer we de woorden van Paulus lezen als pastoraat – en dus niet als theologie (als het aanreiken van altijd en overal geldende en toe te passen leerstukken) – dan kunnen we inzien dat wat Paulus daar schreef met het gezag dat hij als apostel had, nodig was om de goede orde en daarmee de opbouw van de gemeente(n) te dienen en dat hij zijn pastorale woorden kracht bij zet door daarbij gebruik te maken van wat Gods Woord (in het OT) te zeggen heeft over de positie die de vrouw kreeg toebedeelt en waarnaar de gelovige vrouwen van het OT zich ootmoedig hebben geschikt. De vrouwen in de NT gemeenten moesten zich niet te goed voelen om daarvan te leren en om zich in de gegeven omstandigheden daar ook naar te gedragen. Maar we kunnen er toch niet uit afleiden dat Paulus het zo bedoeld heeft, dat dit nu overal en altijd (alle eeuwen door) als regel zou moeten gelden voor de vrouwen in de gemeente(n) van onze Heer. Dan vinden we in zijn pastorale brieven toch ook genoeg om te weten dat vrouwen ook toen al meer ruimte kregen dan in 1 Timoteüs 2 hen wordt voorgehouden en voorgeschreven.
Opgemerkt slot: M.i. treffen de verwijten van de schrijver/predikant (8 ) geen doel wanneer we Gods Woord maar eerbiedig als Pastorale zorg voor de gemeente van onze Heer willen lezen en toepassen.
(1) Zie 2 Korintiërs 10 : 14-18 en Romeinen 15 : 15 en 18-21 kunnen er ook bij worden betrokken.
(2) Zie 2 Korintiërs 2 : 9-11.
(3) Zie 1 Tessalonicenzen 3 : 6-10 en 4 : 1-12.
(4) Zie 1 Korintiërs 11 : 17 en 14 : 20-40.
(5) Zie 1 Timoteüs 4 : 11-16.
(6) Zie ook 1 Korintiërs 14 : 34-35.
(7) Zie 1 Timoteüs 5 : 11-16.
(8 ) Ds. D. de Wit, die recent een leerzaam artikel over hermeneutiek in historisch perspectief schreef.
Bron citaten: RD Kerk & religie | Quotes uit de kerk – ‘”Galaten 3:28 biedt geen grond voor de vrouw in het ambt”‘ – door Redactie kerk
‘De God nu van de vrede, Die de grote Herder van de schapen, onze Heere Jezus Christus, uit de doden heeft teruggebracht, op grond van het bloed van het eeuwige verbond, moge u toerusten tot elk goed werk om Zijn wil te doen, en in u werken wat in Zijn ogen welbehaaglijk is, door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.’ (Uit Hebreeën 13 de verzen 20-21)
Bron afbeelding: Heartlight-org