‘Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.’ (Uit Romeinen 1 vers 17)
Geciteerd: Toen ik nog monnik was, heb ik totaal niets bereikt met vasten en bidden. Dit is, omdat zowel ik als ook de andere monniken, onze zonde en ons goddeloze bestaan niet kenden. Werkelijk, we wisten zelfs niets over de erfzonde (beter: onze geërfde Adamsnatuur) en we hadden nog nooit gehoord dat ongeloof een zonde is (beter: dé zonde is, want wantrouwen aan Gods Woord en beloften).
Wij geloofden en leerden dat je eigenlijk aan Gods genade en barmhartigheid móét twijfelen. Dat had tot gevolg dat, hoe harder ik liep en hoe meer ik verlangde tot Christus te komen, hoe verder Hij van mij week. Na de biecht en als de mis had bediend, kon ik in mijn hart nooit voldaan en dankbaar zijn, want het geweten kan geen ware (!) troost ontvangen uit de werken (en die ontvangen we ook niet uit bijzondere ‘bevindingen’!).
Daarom, laten wij van de zegen (van de trouwe en zuivere verkondiging van Gods Woord in onze gemeenten/kerken), die nú (weer algemeen) bij ons tegenwoordig is, gebruikmaken, en vanwege de genade die aan ons is gegeven, nadat het licht van het Evangelie opnieuw is opgegaan, niet nalatig worden of ondankbaar zijn.
Want als een zegen eenmaal is weggenomen, dan staat het daarna niet in onze wil of macht dat wij die weer terug kunnen brengen. Alleen aan Gods gave en genade is dat gelegen, en wel zó dat Hij Zich door geen huilen, roepen, moeite of werk van mensen (daartoe) laat bewegen. (1)
[Maarten Luther: WA 43, 536, 40 – 537, 11]
(1) Denk hierbij aan de tijd van Johannes Hus (rector en magnificus van de universiteit van Praag), waartegen de hele kerkelijke wereld van die tijd zich verzamelde en een banvloek over hem uitsprak. De Duitse keizer Sigismund beloofde Hus een vrijgeleide als hij zou getuigen voor het concilie van Konstanz. Toen hij daar aankwam werd hij desondanks gevangengenomen en veroordeeld tot de brandstapel. Een vonnis dat op 6 juli 1415 voltrokken werd. Toen wist men een reformatie van de RK-kerk en het RK-leven nog te voorkomen. Maar na de ‘Lutherreformatie’ kregen de mensen in Europa een Bijbel in de eigen landstaal en kon men in de kerken de verkondiging van het Evangelie in de eigen landstaal (laten) horen. Die zegen is er nog altijd!
Opgemerkt (slot): De ‘centrale’ Boodschap van het Evangelie ‘Jezus en Die gekruisigd’ is zo eenvoudig, dat de Heilige Geest het niet nodig vond om de Joden in Jeruzalem of de heidenen in Korinthe eerst een catechese-traject of een alpha-cursus te laten volgen om gedoopt te kunnen worden en om (dan op grond daarvan) als een volwaardig lid van de gemeente van onze Heer Jezus Christus geaccepteerd te kunnen worden. Alle dopelingen (ook de huisgenoten die gedoopt werden) mochten vast en zeker weten (in geloofsvertrouwen aanvaarden), dat ook zij de Heilige Geest als waarmerk en onderpand ontvingen bij de Doop in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest en daarmee ook dat Hij (!) hen zou leiden in alle waarheid onder de (doorgaande) verkondiging van het Evangelie en door deelname aan de maaltijden van de Heer. Gehoorzaamheid (luistervaardigheid!), ootmoed en liefde tot God en de naasten, dat diende voortaan hun leven te stempelen en dat moesten ze dus niet (eerst maar) opbrengen uit eigen kracht, leergierigheid en inzet, maar ze mochten dat ontvangen door kracht die onze Heer hen schonk door Zijn Geest: zie 1 Korintiërs 4 : 20.
Bron citaat: ‘Vrees niet, geloof alleen’ – Meditatie van 8 november – Dagboek samengesteld en vertaald door H.C. van Woerden, sr. – Den Hertog uitgeverij (2019)
Bron citaat: ‘Vrees niet, geloof alleen’ – Meditatie van 8 november – Dagboek samengesteld en vertaald door H.C. van Woerden, sr. – Den Hertog uitgeverij (2019)
‘Laten we zonder te wankelen datgene blijven belijden waarop we hopen, want Hij die de belofte heeft gedaan is trouw.’ (Uit Hebreeën 10 vers 23)
Bron afbeelding: Tumblr