Parels moet je zelf dragen…

Geeft het heilige niet aan de honden en gooit uw parels niet voor de varkens, opdat ze u niet met hun poten vertrappen en zich tegen u keren om uzelf te verscheuren.’ (Uit Matteüs 7 vers 6)

Geciteerd: Jezus leert ons de goede volgorde: „Toneelspeler, doe eerst de balk uit uw eigen oog weg en daarna kunt u nauwkeurig kijken om de splinter weg te doen uit het oog van uw broer”. Eerst ik. Niet in de zin van: eerst mijn cultuur. Maar in de zin van: eerst mijn bekering. Pas daarna ben ik nederig genoeg geworden om de ander niet te veroordelen maar te helpen. Bij de ik-cultuur verdwijnt de ander in de mist van interesseloosheid. Bij de bekering om in te gaan, doemt de naaste juist op uit die mist en wordt hij het voorwerp van onze broederlijke bijstand. Wie eerst zelf van genade leerde leven, kan genadig zijn in het omgaan met de gebreken van de ander.
In Jezus’ onderwijs volgt nu een woord dat hierbij aansluit. Ook daarin wordt gewaarschuwd voor onnadenkend gedrag dat zich tegen onszelf keert: „Geeft het heilige niet aan de honden en gooit uw parels niet voor de varkens, opdat ze u niet met hun poten vertrappen en zich tegen u keren om uzelf te verscheuren”. Wanneer wij dit raadselachtige woord uit het verband lichten, wordt het heel moeilijk uit te leggen. De geschiedenis van de exegese bewijst dat het dan van alles zou kunnen betekenen. Wij moeten het echter uitleggen in samenhang met de voorgaande verzen. Met andere beelden gaat het opnieuw over het gevaar dat wij anderen (andere dieren) iets willen voorhouden en dat wij daarbij juist zelf te gronde worden gericht.
De bijzondere kracht van de gebruikte beelden moet de eerste luisteraars direct zijn opgevallen. Voor hen moeten Jezus’ woorden wel extreem en absurd hebben geklonken. Het heilige is immers voor de priesters. Alles wat de Israëlieten aan de HERE opdragen en wat niet verbrand wordt op het altaar, is voor hen bestemd. Alleen zij mogen dit heilige eten op een heilige plaats. Het is voor niemand anders. Nu waren er natuurlijk wel grensgevallen en men gaf zich veel moeite om zo nauwkeurig mogelijk vast te stellen wanneer iemand nog wel of niet meer tot het gezin van een priester kon worden gerekend. Het zou echter bij niemand opkomen om het heilige voedsel, eerstelingengave voor de HERE, achteloos met ander afval buiten de deur te gooien op de vuilnisbelt voor de straathonden. Zelfs het idee kwam niet in hun hoofden op. Waarom niet? Omdat juist het heilige voedsel voor de priesters zelf is: het is hun voorrecht. Ook het tweede voorbeeld voert tot het absurde. Varkens werden niet gehouden in Israël en ze werden zeker niet gevoerd met kostbaar eten. Laat staan dat een vrouw haar parels (in die tijd échte parels!) in de trog zou gooien. Juist het dure sieraad is bestemd om zelf te dragen. Zo hebben beide beelden dezelfde keerzijde: het spreekt geheel vanzelf dat men het heilige als priester voor zichzelf houdt en dat men als vrouw de parels zelf draagt.
Nu spreekt Jezus dit woord in samenhang met zijn aandrang om Gods normen en openbaring allereerst op eigen leven toe te passen. Daarbij passen de gebruikte beelden. Gods openbaring is het heilige woord dat ons gegeven is om er zelf uit te leven. En Gods wijsheid voor het hele leven wordt in het boek Spreuken meer dan eens vergeleken met een halssieraad dat men zelf moet dragen. Wanneer wij onszelf tooien met geloof en goede werken, komt het heilige tot zijn recht.
In Israël hielden velen de wet aan anderen voor zonder er zelf onder te buigen. Men sprak over „de schare die de wet niet kent” en over „heidenen die van geen wet weten”. Israël hield het handvat van de spiegel vast en liet anderen er in kijken. Veroordelend en zichzelf rechtvaardigend. Als een Farizeeër die dankt dat hij niet is als die veroordelenswaardige tollenaar. Tegen dit misbruik van Gods woord keert Jezus zich. Het zal immers leiden tot eigen ondergang. God heeft Israël tenslotte door de heidense Romeinen onder de voet laten lopen. En een christelijke kerk die tekort schoot in heiliging is meer dan eens slachtoffer geworden van de Mohammedanen aan wie men het evangelie trots had voorgehouden. De bijbel geeft geen dekking, maar is gegeven tot bedekking.
De mens die zichzelf wil cultiveren vindt de beste tooi in Gods geboden. Die sieren een mens. Zij doen hem weer tot zijn recht komen als schepsel van God. De echte ik-cultuur vindt zijn maten bij God.

Lees het geheel in deze blog: ‘Ons dikke IK – onderwijs uit de Bergrede

Aanvullend: De sacramenten Doop en Avondmaal moeten we – in het licht van Gods Woord – toch zien als onmisbare medicijnen voor zieken en niet als een bewijs van inmiddels bereikte gezondheid! Alle gedoopte leden van de gemeente hebben die medicijnen nodig en zullen die met regelmaat gebruiken (ook je Doop moet je gebruiken!). Het kan niet zo zijn dat de patiënten in het Hospitaal van onze Heer eerst maar eens moeten aantonen dat ze die medicijnen waard zijn of dat ze die al helemaal op hun waarde en noodzakelijkheid moeten weten te schatten en wanneer dat nog niet het geval is om ze die medicijnen dan maar te onthouden. Dát is het paard achter de wagen spannen. Het verplegend personeel in het Hospitaal dient er juist op toe te zien dat allen de medicijnen op tijd gebruiken en wanneer patiënten daarin nalatig blijken, hen met de woorden van hun Medicijnmeester overtuigen, dat ze daarin niet nalatig kunnen en mogen zijn/worden, dan tot hun groot nadeel. Ze moeten hen ook duidelijk maken dat ze zelf ook altijd weer die medicijnen hard nodig hebben en dat ook zij daarom beslist niet zonder het regelmatig gebruik ervan léven kunnen.

Bron citaat: ‘De Bergrede, reisgids voor christenen’ – door dr. J. van Bruggen – Twaalfde druk 1995, Uitgever J.H. Kok, Kampen.

Hij antwoordde: “Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van Israël.” Maar zij kwam dichterbij, wierp zich voor Hem neer en zei: “Heer, help mij!” Hij antwoordde: “Het is niet goed om de kinderen het brood af te nemen en het aan de honden te voeren.” Ze zei: “Zeker, Heer, maar de honden eten toch de kruimels op die van de tafel van hu baas vallen.” Toen antwoordde Jezus haar: “Vrouw, u hebt een groot geloof! Wat u verlangt zal ook gebeuren.”‘ (Uit Matteüs 15 uit de verzen 1-28 de verzen 24-28).

Bron afbeelding: Got Questions

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie