Moet een gelovige tot wanhoop of tot (meer) inzicht en dankbaarheid gebracht worden?

Wij zijn dus als rechtvaardigen aangenomen op grond van ons geloof en leven in vrede met God door onze Heer Jezus Christus.’ (Uit Romeinen 5 vers 1)

Geciteerd: (…) Het betekent (dus) beslist niet dat wij iemand reden geven om te wanhopen of te sterven, als wij een zieke duidelijk maken hoe gevaarlijk zijn ziekte is. Evenmin betekent de prediking ‘dat wij niets zijn en zonder ophouden zondigen’ – zolang wij ons uit eigen kracht tot het uiterste inspannen – dat wij daarmee de mensen tot wanhoop brengen, tenminste, als zij geen dwazen zijn. Zo’n prediking bedoelt juist de mensen verlangend te maken naar de genade van onze Heere Jezus Christus. Het staat vast dat de mens aan zichzelf moet wanhopen om geschikt te worden voor de ontvangst van de genade van Christus.
De wet wil: dat de mens aan zichzelf wanhoopt. Daarom brengt de wet ons in de hel, maakt zij ons arm en laat zij ons zien dat wij zondaren zijn in alles wat wij doen, zoals de apostel doet wanneer hij zegt: ‘Ons is duidelijk geworden dat wij allen onder de zonde zijn’ (Romeinen 3 : 9). Wie zich uit eigen kracht tot het uiterste inspant en meent dat hij daarmee, al is het in nog zo geringe mate, iets goeds doet, erkent niet dat hij volkomen niets is. Hij wanhoopt niet aan zijn eigen mogelijkheden, integendeel, hij is zo aanmatigend dat hij om genade te verkrijgen op eigen kracht vertrouwt.
[Maarten Luther: Disputatio Heidelbergae habita, 1518, vgl. WA 1, 361, 6‑30]

Opgemerkt 1: We begrijpen (toch) wel dat de apostelen, na Joden en/of heidenen het Evangelie verkondigd te hebben, niet pas bekeerlingen wilden dopen nadat ze onder hun (latere) wetsprediking tot wanhopige mensen waren gemaakt en geworden. Maar gelovigen die zich, nadat aan hen de Doop bediend was, eerbiedig stelden onder de bediening van Gods Woord en ook het breken van het brood, en daarmee dus ook onder het onderwijs van de Wet* en de profeten, die zullen, door het werk van de Heilige Geest in hun hart en leven, steeds meer hebben ontdekt, dat zij nog altijd weer en meer van zichzelf – van hun oude mens – verlost moeten worden en wat voor een klein beginsel van het liefhebben van God boven alles door het liefhebben van de naaste als zichzelf door hen in praktijk werd en wordt gebracht. Ze worden er steeds meer aan ontdekt dat zij daar veel minder van in praktijk hebben gebracht en brengen dan ze ooit – van zichzelf en uit zichzelf – hadden gedacht en bedacht. En dat dus ondanks – of juist dankzij – de groei van hun kennis van en het geloof hechten aan wat Gods Woord ons onderwijst.
* Namelijk het Wetsonderwijs zoals onze hoogste Profeet en Leraar ons dat heeft onderwezen en praktijk gebracht en waarin de apostelen Hem zijn gevolgd.

Opgemerkt 2: Wanneer de gelovigen Jezus woorden ‘Zonder Mij kunnen jullie niets doen‘ gelovig aanvaarden, dan weten zij elke dag opnieuw bij Wie ze moeten zijn om op een betreffend dag daadwerkelijk de voetsporen van onze Heer te kunnen drukken. En ze mogen zeker weten dat de Heilige Geest hen de liefde en de wijsheid en de kracht van onze Heer zal schenken om dat ook daadwerkelijk te doen. En natuurlijk doen gelovigen dat nog niet perfect en zonder zonden, maar toch beslist niet vruchteloos. Dankbare kinderen dragen vrucht! *
* Zie vragen en antwoorden van Zondag 24 van de Heidelbergse Catechismus.

Opgemerkt 3: De opzieners (onder-herders!) in een gemeente van onze Heer dragen een grote verantwoordelijkheid. Paulus wijst de oudsten van de gemeente in Efeze op die verantwoordelijkheid – zie Handelingen 20 : 17-38 – en die hebben ze met veel deemoed en bescheidenheid en liefde en vergevingsgezindheid in praktijk te brengen. Wanneer zelfs de (voorbeeldige) apostel Paulus een doorn in het vlees nodig had, een engel van satan om hem met vuisten te slaan, om te verhinderen dat hij zich zou verheffen (op zijn werk, zijn bijzondere visioenen, etc.), wat hebben onze huidige voorgangers dan niet nodig om hen in het (goede) gareel te houden en hen te helpen zich niet boven hun broeders en zusters (en/of anderen) – mede zondaars! – te verheffen?!

Bron citaat: http://www.maartenluther-com – Citaat van maandag 12 augustus 2024.

Zijn Goddelijke macht heeft ons alles geschonken wat nodig is voor een vroom leven, door de kennis van Hem Die ons geroepen heeft door Zijn majesteitelijke en wonderbaarlijke kracht. Hiermee zijn ons kostbare beloften gedaan, opdat wij zouden ontkomen aan het verderf dat de wereld beheerst als gevolg van de begeerte, en opdat wij deel zouden krijgen aan de Goddelijke natuur. (…) Want als deze dingen* – in 2 Petrus 5 : 5-8 genoemd – bij u aanwezig zijn en overvloedig worden, laten zij u niet zonder werk of vrucht voor de kennis van onze Here Jezus Christus.’ (Uit 2 Petrus 1 : 3-11 de verzen 1-4 en vers 8 )
* Die ons toegezegd zijn wanneer wij ons daar gelovig voor inspannen.

Bron afbeelding: Knowing Jesus

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie