‘Zijn doen is majesteit en heerlijkheid;
en Zijn gerechtigheid bestaat tot in eeuwigheid.’
(Uit Psalm 111 vers 3)
Geciteerd 1: Uiteindelijk komt het maar op één, heel radicale, vraag aan. Die stelde de Heere Jezus aan Petrus: ‘Hebt gij Mij lief?’ Als ambtsdrager neem ik die vraag vaak mee tijdens huisbezoeken. Het is een heel confronterende tekst. Het is ja of nee; als iemand het niet weet, betekent dat ook nee.
Geciteerd 2: Nu is al eerder gezegd dat het niet genoeg is dat wij vroom zijn en goede werken doen en een (naar onszelf en anderen) genadevol leven leiden. Onze gerechtigheid kan immers voor God niet bestaan, om dan maar te zwijgen over onze ongerechtigheid voor Gods ogen en gericht! Daarom heb ik gezegd dat het geloof, als het goed is, de natuur heeft dat het niet op zichzelf vertrouwt (1), de gelovige verlaat zich niet op zijn/haar geloof, maar houdt zich aan het Woord van God, aan Christus (2).
Onder Zijn gerechtigheid begeeft de gelovige zich, hij/zij laat deze zijn/haar bescherming en beschutting zijn. Want wie voor Gods gericht zal kunnen bestaan, voor die is het niet genoeg dat hij/zij zegt: ‘Ik geloof en heb genade’ (3). Want alles wat van hem of haar is, kan hem/haar niet beschermen, maar we zullen Gods gericht tegemoet gaan, bekleed met de gerechtigheid van Christus (4).
Deze draagt de gelovige in Gods gericht met zich, want deze gerechtigheid blijft eeuwig met eer voor Zijn aangezicht, zoals ook de Psalmen 111 en 112 zeggen: ‘Zijn gerechtigheid blijft eeuwig‘ (5). Onder deze gerechtigheid kruipt de gelovige weg, bekleedt zich ermee en verschuilt zich erachter. Hij/zij wordt door dit geloof behouden, niet omwille van zichzelf of omwille van het geloof (6), maar omwille van Christus en Zijn gerechtigheid, bij wie de gelovige Zijn toevlucht neemt. Een geloof dat zó niet werkzaam is, is niet het ware geloof en schenkt ons de zaligheid niet (7).
(1) We horen Petrus dat in praktijk brengen wanneer Hij op Jezus herhaalde vraag ten laatste het oordeel in de handen van onze Heer legt: ‘Heer, U weet alles, U weet toch dat ik van U houd.’ (zie Johannes 21 de verzen 15-19)
(2) Johannes 6 : 28-29.
(3) Of: Ja, ik heb Jezus lief, luister maar, dan zal ik je van mijn liefde voor Jezus overtuigen…
(4) Met die gerechtigheid werd ook de moordenaar aan het kruis bekleed!
(5) Zie Romeinen 3 : 21-26.
(6) Zie het citaat hieronder.
(7) Dat kan en doet alleen onze Heer Zelf.
Geciteerd 3: Paulus verwoordt de kern van de brief met het citaat uit Habakuk: ‘de rechtvaardige zal uit het geloof leven.’ De rechtvaardige is Christus (Hand. 3:14, 7:52, 22:14 en 1 Joh. 2:1). Dwars door de dood heen leeft de Tzaddik uit Zijn geloof. Op dat geloof komt Paulus terug als hij spreekt over het geloof van Jezus of van Christus. Een christologische interpretatie van deze tekst is niet onomstreden maar heeft wel sterke papieren en biedt ook stof tot overdenking. Als Paulus het geloof van Christus op het oog heeft, dan maakt dat het geloof van de christen niet overbodig. Het geloof rechtvaardigt omdat het met Christus verenigt. (…) De christologische uitleg van het Habakukcitaat hangt nauw samen met de interpretatie van de uitdrukking ‘geloof van Jezus Christus’. Als Romeinen 1 : 17 verwijst naar het leven van Christus door zijn trouw of zijn geloof, dan ligt het voor de hand om die uitdrukking als genitivus subjectivus te vertalen: de trouw of het geloof van Jezus zelf. Omgekeerd bepaalt de uitleg van het citaat voor een groot deel de lezing van de uitdrukking pistis Jesou. Ook exegeten die een christologische lezing van Romeinen 1 : 17 afwijzen, erkennen het verband (Schreiner). De eschatologische reddende gerechtigheid van God is geopenbaard in het evangelie uit geloof tot geloof, uit het geloof van Christus, tot het geloof van de christen. De volhardende trouw van Christus heeft ons geloofsvertrouwen als doel. (Campbell, ‘Crux Interpretum,’ 281). Sommigen (o.a. Van Bruggen) houden het er op dat het evangelie zich van gelovige tot gelovige als een lopend vuurtje verspreidt. Dat is ook waar, maar het is veel mooier – beter: naar het onderwijs van de Schrift zelf ( AJ) – om het geloof van Jezus als de bron van ons geloof [= Godsvertrouwen] te zien.
NB. Zie hierbij ook deze Bijbelstudie: ‘Het geloof van Christus‘
Zie ook deze vervolg blog: ‘De enige vraag die wel gesteld mag/zal worden…‘
Bron citaat 1: RD Zomergesprek – ‘Ik zou graag met ds. Hellenbroek van gedachten gewisseld hebben – Roelof Bisschop (voormalig Tweede Kamerlid voor de SGP)
Bron citaat 2: ‘Vrees niet, geloof alleen’ – Meditatie van 3 augustus – Dagboek samengesteld en vertaald door H.C. van Woerden, sr. – Den Hertog uitgeverij (2019)
Bron citaat 3: ‘Leven uit het geloof van Jezus‘ – door H. van den Belt.
‘Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, door wie wij de toegang hebben verkregen tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. En niet alleen (hierin), maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt, en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop; en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is, zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven.‘ (Uit Romeinen 5 de verzen 1-6)
Bron afbeelding: KJV Bible Verses