‘Heer, wie mag te gast zijn in Uw tent,
wie mag wonen op Uw heilige berg?’
(Uit Psalm 15 vers 1, een Psalm van David)
Geciteerd 1: David (nu als nieuwe) koning en zijn mannen trokken op naar Jeruzalem, waar de Jebusieten wonen. De Jebusieten zeiden tegen David: ‘U komt er niet in! Sterker nog lammen en blinden zullen u verjagen! David komt er niet in! Toch veroverde David de bergvesting in Sion, de huidige Davidsburcht, en hij verklaarde: ‘Wie de Jebusiet wil verslaan, hoeft slechts de watertoevoer af te snijden. En wat de lammen en blinden betreft, die veracht ik uit de grond van mijn hart.’ Daarom zegt men: Lammen en blinden die komen het huis niet in.
Geciteerd 2: David vroeg: ‘Is er nog iemand over van de familie van Saul? Die zal ik dan goed behandelen, dat ben ik aan Jonathan verplicht.’ Nu was er bij de familie van Saul een zekere Siba in dienst. Hij werd bij David geroepen en de koning zei tegen hem: ‘Bent u Siba?’ ‘Uw dienaar, heer’, antwoordde hij. De koning vroeg hem: ‘Is er nog iemand over van de familie van Saul? Die zal ik dan goed behandelen, zoals God dat voorschrijft.
Geciteerd 3: Toen liet de koning Mefiboset komen. David zei tegen hem: ‘Wees niet bang, ik verzeker je dat ik je goed zal behandelen, dat ben ik aan je vader Jonathan verplicht. Mefiboset was verlamd aan beide benen.
Geciteerd 4: Toen liet de koning Siba komen en zei tegen hem: ‘Alles wat aan Saul en zijn familie behoorde, geef ik aan de kleinzoon van uw meester (Saul). U zult voor hem de grond bewerken, samen met uw zonen en knechten, en de opbrengst afdragen aan de kleinzoon van uw meester, zodat hij ervan leven kan. En Mefiboset, de kleinzoon van uw meester, is voortaan aan mijn tafel te gast. Siba antwoordde de koning: ‘Zoals u beveelt, mijn heer en koning, het zal gebeuren.’ Zo werd Mefiboset aan het hof opgenomen en behandeld als een van de koningszonen. Hij had een zoontje dat Micha heette*. Siba, die zelf vijftien zonen en twintig knechten had, was met alle leden van zijn huishouding in dienst bij Mefiboset.
* De naam is waarschijnlijk een samentrekking uit Hebreeuws Michaiah, wat betekent “wie is als Jahweh” (ofwel: wie is als God). Als meisjesnaam (Michal) is het waarschijnlijk een afleiding van Michael of Michaël, wat eveneens betekent “wie is als God”.
NB. Een dochter van Saul heette Michal en was de eerste vrouw van David – zie 1 Samuel 18, 19 en 25, 2 Samuël 3 en 6.
> Zie hierbij (eventueel) ook nog mijn eerdere woorden over David, Mefiboset en Siba in deze blog.
> Zie ook deze blog met Luthercitaat: ‘Mijn huis zal een bedehuis heten…‘
Bron citaten: Zie 2 Samuël 4, 9, 16, 19 en 21.
‘Toen Hij Jeruzalem binnenging raakte de hele stad in rep en roer. (…) Jezus ging de tempel binnen, Hij joeg iedereen weg die daar iets kocht of verkocht, gooide de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de duivenverkopers om en riep hen toe: ‘Er staat geschreven: “Mijn huis moet een huis van gebed zijn”, maar jullie maken er een rovershol van!’ Toen kwamen er in de tempel blinden en verlamden naar Hem toe en Hij genas hen.’ (Uit Matteüs 21 uit de verzen 10-17)
Bron afbeelding: Linda’s Bible Study