‘De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Wee jullie, herders van Israël, want jullie hebben alleen jezelf geweid! Horen herders niet hun schapen te weiden? Jullie eten wel van hun kaas, jullie gebruiken hun wol voor je kleren en jullie slachten de vette dieren, maar de schapen weiden, dat doen jullie niet. Zwakke dieren hebben jullie niet laten aansterken, zieke dieren niet genezen, gewonde dieren niet verbonden, verjaagde dieren niet teruggehaald, verdwaalde dieren niet gezocht – jullie hebben de dieren hard en wreed behandeld. Zonder herder raakten ze verstrooid, en werden ze door wilde dieren verslonden. Mijn schapen zijn verstrooid, ze dwalen rond in de bergen en hoog in de heuvels; over heel het aardoppervlak raken ze verstrooid, en er is niemand die naar ze omziet, niemand die naar ze op zoek gaat.
Daarom, herders, luister naar de woorden van de HEER: Zo waar ik leef – spreekt God, de HEER –, mijn schapen hadden geen herder, ze werden weggeroofd en door de wilde dieren verslonden; en jullie, herders, keken niet naar mijn schapen om, jullie hebben alleen jezelf geweid maar niet mijn schapen!
Geciteerd: Ieder rechtgeaarde christen laat zich niet afschrikken, wanneer hij wolven in de kerk hoort en ziet, maar voordat hij zijn naaste van het Woord en de ware kennis van Christus laat beroven, zou hij eerder lichaam en leven daarvoor overgeven. Zoals de heilige apostelen en lieve martelaren dat gedaan hebben. Ze zijn de wolven in de muil gelopen en zijn niet gevlucht. (…) Zo moet het nóg zijn. Wie een predikant wil zijn, moet erop bedacht zijn God lief te hebben boven alles door de naaste lief te hebben als zichzelf en op zijn of haar heil bedacht te zijn (1). (…) Dát zijn de echte huurlingen, die om eigen voordeel en gewin (2a) preken en niet tevreden zijn met wat God hen dagelijks tot onderhoud verstrekt als aalmoes aan een bedelaar. Want wij predikanten zullen toch niet méér van ons ambt hebben dan voedsel en een dak boven het hoofd (3). Die echter meer willen (2b), zijn huurlingen, die niet werkelijk om de kudde geven. Terwijl integendeel een goede herder alles daarom wil verliezen, ook zijn lichaam en leven.’
[Maarten Luther: WA 52, 277, 16-32]
(1) Zie hierbij 1 Johannes 4 : 11-16).
(2ab) En dat kan beslist ook alleen de aandacht en eer en bijval/applaus van mensen zijn…
(3) En dan hebben ze daarmee al meer dan hun Heer – zie Matteüs 8 : 20.
Bron (bewerkt) citaat: ‘Vrees niet, geloof alleen’ – Meditatie van 4 juli – ‘De goede Herder en Zijn schapen (4)’ – Den Hertog uitgeverij (2019)
‘Ik heb er altijd voor gewaakt jullie iets te kosten en zal dat blijven doen.’ (…) ‘Jullie die zo verstandig zijn, verdragen dwazen toch met grootste gemak. Tenslotte verdragen jullie het ook dat men jullie tiranniseert, uitzuigt, onderwerpt, zich boven jullie verheft en dat jullie beledigd worden. Nu, ik moet tot mijn schande bekennen dat wij daarvoor te zwak zijn geweest.’ (…) ‘Want ik mag dan onbeduidend zijn, ik doe toch echt niet onder voor die geweldige (schijn)apostelen (die zich groot maken bij jullie).’ (…) ‘Jullie zijn in vergelijking met de andere gemeenten – wat mijn liefde en inzet voor jullie betreft (in prediking en pastoraat, zie bijv. Handelingen 20 : 17-38) – niets tekort gekomen, op één ding na: ik heb jullie niets gekost. Vergeef me deze onrechtvaardigheid.’ (Woorden van Paulus te lezen in 2 Korintiërs 11 en 12)
Bron afbeelding: The Consecrated Woman