‘en dat zullen wij doen, indien God het vergunt.’
(Uit Hebreeën 6 vers 3)
Geciteerd: Christus – door God aangesproken als hogepriester naar de ordening van Melchizedek. Daarover heeft de schrijver van de brief aan de Hebreeën veel te zeggen (5 : 10 v.). Maar hij begint er niet aanstonds aan. ’t Komt pas in hoofdstuk 7 ervan. Wat houdt hem tegen? De gesteldheid van zijn gehoor. Een goed prediker let op zijn hoorders. Kunnen ze nog meekomen?
De prediker ziet er tegenop om aan zijn onderwerp te beginnen.
Niet vanwege dat onderwerp zelf. Christus onze hogepriester.
Wat is er heerlijker dan daarover te spreken?
Maar het kon wel eens moeilijk uit te leggen zijn. Moeilijk over te brengen. Gezien de traagheid van zijn hoorders.
Daarop worden ze eerst aangesproken.
Gij zijt traag geworden in het horen. Kunnen we zó wel verder? Eigenlijk zouden we weer terug moeten naar het begin.
Naar het basis-onderwijs.
Weer terug naar de melk, en de vaste spijs die op het menu staat maar achterwege laten.
Zorgen, die predikers heden ten dage ook kunnen hebben.
Gaat de prediking de mensen niet boven de pet? Kunnen ze het nog hebben, als er eens wat langer wordt stilgestaan en dieper ingegaan op het werk van de Here?
Je krijgt ze maar moeilijk mee.
De schrijver kondigt zijn voornemen aan evengoed tóch voort te zullen gaan, met dat voortgezet onderwijs. ‘Voort te varen tot de volmaaktheid (Hebreeën 6 : 1, SV). Want, moesten zijn hoorders niet, wat de tijd betreft, hun leertijd, al zo onderhand zelf leraar kunnen zijn?
En, al hadden ze eigenlijk weer melk nodig zoals de kleine kinderen – het zijn toch geen kleine kinderen meer?
Ze zijn de kinderschoenen alláng ontwassen (ontgroeid).
Al lang en breed volwassen mensen. En daarom: laten we vóórtgaan.
Voorbijgaande aan het christelijk basisonderwijs. Dàt stadium is voorbij. Dat fundament is reeds gelegd. Wie legt er nu helemaal opnieuw weer een fundament?
We gaan niet helemaal van voren af aan weer beginnen, met op te roepen tot bekering van dode werken om zich in geloof te richten op God. Zo was het begonnen. En toen kregen ze dooponderricht en zijn hun de handen opgelegd.
Toen is er gesproken van de opstanding der doden en dat er een eeuwig oordeel is. (Zeg niet: moesten die ‘Hebreeën’ dát nog leren, denk aan de Sadduceeën die daar niet aan geloven wilden!).
Dat alles hoeft toch niet weer.
Neen, we gaan nu voort.
Met verdergaande onderwijzing.
Afbouw.
Mooi is dat. Nuchter. Predikers moeten zich ook maar niet zo laten inpakken door de traagheid van hun hoorders. Die hoorders moeten zich schamen! Volwassen mensen. Al zó lang onderwezen.
Bron citaat: Opbouw (1984, jaarg. 28, nr. 30) – Meditatie ‘Als het nog mag!’ – door ds. J.D. Janse
Bron afbeelding: Knowing Jesus – Bible