Over opvoedkundige (dank)gebeden…

Ik dank mijn God altijd voor jullie, omdat Hij jullie in Christus Jezus Zijn genade heeft geschonken. Door Hem zijn jullie in elk opzicht rijk geworden. (…) Hij is het ook Die jullie tot het einde toe de zekerheid geeft dat jullie geen blaam zal treffen op de dag van onze Heer Jezus Christus. God, door Wie jullie geroepen zijn om één te zijn met Zijn Zoon Jezus Christus, is trouw.‘ (Uit 1 Korintiërs 1 uit de verzen 4-9)

Geciteerd: Alles kan goed gaan, alles kan fout gaan. Ons rest niets anders dan een klein, fijn opvoedgebed: God, ik doe mijn best, doet U alstublieft de rest.

Opgemerkt 1: Alles is volbracht. God heeft niet nog een ‘rest’ te doen, nadat wij ons best hebben gedaan. Wij zullen zelf door het geloof leven uit en van dat volbrachte werk van onze Heer Jezus Christus en ook onze kinderen zullen dat doen door de kracht van de Heilige Geest Die hen gegeven is. Wij zullen ‘heel gewoon’ (iedereen kan dat) gelovig en trouw de door God gegeven en beschikbare middelen hebben te gebruiken en dan mogen ouders (en kinderen) op allerlei gebied zo hun beperkingen en zonden hebben, maar daar laat de Heilige Geest zich heus niet door belemmeren, want Hij ziet ons geloof aan.

Opgemerkt 2: Wanneer we lezen hoe Paulus ‘zijn kinderen’ (zie 1 Korintiërs 4 : 14-15) toespreekt in de eerste vier hoofdstukken van de eerste Korinthe brief, dan horen we dat hij de gelovigen op het hart drukt – wat hun tot geloof komen betreft – dat ze niets aan zijn persoon en de kwaliteiten van zijn werk moeten toeschrijven. Het is de Heilige Geest geweest Die bij hen het geloof in hun harten gewerkt heeft. Daarom moeten ze in de gemeente dan ook niet de ene apostel (of een bepaalde medewerker van hen) boven de ander gaan stellen wat de verkondiging van het Evangelie betreft. En zo mogen ook de gelovige ouders weten dat ze zich niet hoeven af te meten aan anderen (en dat ook hun kinderen dat niet zullen doen). Ze mogen gewoon op hun manier de door God gegeven en beschikbare middelen in en met hun gezin gebruiken. En dan zal God het zijn die het geloof zal (blijven) werken in de harten van ouders en kinderen en zo zal er ook geloofsgroei plaats kunnen vinden en mogen ze/we de vruchten van het geloof verwachten – en met geloofsogen opmerken en zien – in het leven van henzelf en hun kinderen. Natuurlijk zullen ze ook oppassen voor ‘verachteren in de genade’ door een slordig/nalatig (ipv trouw) gebruik van de middelen en/of door vasthouden aan een verkeerde/zondige levensweg.

Opgemerkt slot: Wil hier nog wijzen op het bidden in onze gemeenten/kerken. Ook daar zullen we niet zo hebben te bidden en zingen dat het klinkt als ‘Wij doen ons (‘stinkende’) best, God doet U nu, als’t U belieft, de rest’. Wij kunnen veel leren van de dankgebeden die Paulus uitspreekt aan het begin van zijn brieven. God schiet niet tekort in wat Hij ons, ook als gemeente(n) aan gaven toebedeelt. Wij zullen die gaven goed leren gebruiken, en daartoe is het onderwijs van Gods Woord op de zondagen een van God gegeven middel dat we trouw zullen hebben te gebruiken en dat we niet zonder gevolgen – voor onszelf en onze kinderen – kunnen nalaten.

Bron citaat: Annemarie van Heijningen-Steenbergen in een column in het ND.

Breng dus met vreugde dank aan de Vader. Hij stelt jullie in staat om te delen in de erfenis die alle heiligen wacht in het licht. Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis en overgebracht naar het rijk van Zijn geliefde Zoon, Die ons verlossing heeft gebracht, de vergeving van onze zonden.’ (Uit Kolossenzen 1 de verzen 12-14).

Bron afbeelding: SlidePlayer

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie