Wie is er aan het woord in Gods Woord?

De Here God nam de mens, en zette hem in de hof van Eden om die te bewerken en te onderhouden. En de Here God zei tegen de mens: Van alle bomen van de hof mogen jullie vrij eten, maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mogen jullie niet eten, want op de dag dat je daarvan eet, zullen jullie zeker sterven.‘ (Uit Genesis 2 de verzen 15-17)
De slang nu was de listigste onder alle dieren van het veld, die de Here God gemaakt had; en hij zei tegen de vrouw: Is het echt zo dat God gezegd heeft: U mag niet eten van alle bomen in de hof?
En de vrouw zei tegen de slang: Van de vrucht van de bomen in de hof mogen wij eten maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: U mag daarvan niet eten en hem niet aanraken, anders sterft u.

Toen zei de slang tegen de vrouw: Jullie zullen zeker niet sterven. Maar God weet dat, op de dag dat jullie daarvan eten, jullie ogen geopend zullen worden en dat jullie als God zullen zijn, goed en kwaad kennen
En de vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook wat aan haar man, die bij haar was en hij at ervan
.’ (Uit Genesis 3 de verzen 1-6)

Geciteerd 1: Als je van die boom eet, zul je alles begrijpen, zegt het verhaal. Je zult zijn ‘als God zelf’. Maar: wát zul je dan begrijpen? (…) Een boom ‘om verstandig te worden’, zegt de Statenvertaling.
Geciteerd 2: God waait door het paradijs, op zoek naar de mens, en ontdekt dat er iets veranderd is. De onbevangenheid lijkt weg. Er hangt iets in de lucht van een zelfbewust weten. De mens heeft zijn verstand gevonden. God zoekt hem: ‘Mens, Adam, waar ben je?En Hij hoort van Adam waar Hij al bang voor was: ‘Ik heb me verstopt. Toen ik U hoorde werd ik bang, want ik was naakt.’ Dat zegt iemand die weet heeft van licht én donker. De veiligheid van alleen het goede is er niet meer. De mens weet nu dat hij kwetsbaar is, dat leven ook buiten Gods bereik kan zijn. Daarvoor kan hij kiezen. Dat is groots én beangstigend.

Opgemerkt 1: Zullen we niet deze predikante, die hier aan het woord is, maar zullen we toch maar de Schrift Zelf de Schrift laten uitleggen door Schriftwoord met Schriftwoord te vergelijken en dat met eerbiedig gebed om leiding van de Heilige Geest daarbij! Dan zullen we dus ook de latere Schriftopenbaring gebruiken om het boek Genesis goed te kunnen lezen en begrijpen en toepassen.

Opgemerkt 2: Het is zo eenvoudig, bij de boom van de kennis van goed en kwaad gaat het om ons Godsvertrouwen, om het vertrouwen dat God liefde is en dat Hij op Zijn Woord vertrouwd kan en moet worden. De menselijke geest kan Gods Geest (nog!) niet doorgronden en zal zich dus hebben te verlaten op Gods Woord. Wanneer de schepping en het schepsel een God zou hebben Die niet Liefde is en Die (daarom) niet te vertrouwen is op Zijn Woord, dan weet de schepping en het schepsel nooit waar ze aan toe zijn en dan heeft de satan gelijk dat de mens maar op eigen houtje moet gaan uitzoeken/uitvinden wat goed en kwaad is in deze wereld en welke rol God daarin speelt (nog te spelen heeft, als de mens zich ‘buiten Gods bereik plaatst’).

Opgemerkt 3: De boom van de kennis van goed en kwaad is geen ‘gebodsboom’ maar een ‘geloofsboom’. Vetrouwt de mens God op Zijn Woord en laten Adam en Eva de boze maar praten en vluchten ze van hem weg naar God of zullen ze geloof hechten aan het woord van een schepsel en (daarmee alle) vertrouwen geven aan de capaciteiten van het hun geschonken (schepsel)verstand.

Opgemerkt 4: De mens had in het paradijs nog maar weinig meer Godsopenbaring dan wat ze met eigen ogen in de goede schepselenwereld zelf hadden kunnen waarnemen. Toch wilde God de mens Zijn Liefde ten volle gaan openbaren. En daarvoor koos Gód de weg van de zondeval en de schenking en openbaring van Zijn geliefde Zoon, onze Heer Jezus Christus (Zie Kolossenzen 1 : 12-20). Langs die Weg zou duidelijk worden dat de mens – ondanks zijn/haar goede gaven niets van zichzelf te verwachten heeft, maar wel alles van God mag en zal verwachten. Hoe kan het ook anders! Daarom hierbij nog het volgende citaat n.a.v. woorden uit Zacharia 7.

Maar zij weigerden te luisteren.‘ (Zacharia 7 vers 11a)

Geciteerd 3: Wat hadden dan de bewoners van Jeruzalem van voor de ballingschap (aan wie Zacharia herinnert) gedaan? Och, dat kan men eigenlijk heel moeilijk zeggen. Men kan veel beter zeggen wat ze niet gedaan hebben. Ze hadden namelijk niet geluisterd.* (vers 11 en 12a).
Overigens waren het bepaald nette mensen. Ze hielden de vastendagen en de gebedsdagen en de feesten stipt en trouw, en ze zouden er niet over denken ook maar een tittel of jota te laten vallen. Het waren ook daverende diensten en volle tempelzalen, al zouden ze niet met de hand op het hart durven verklaren, dat het liefdedienst was, die hen nooit verdroot, want onder de tempeldienst door dacht wel eens iemand bij zichzelf: wat duurt die sabbat toch lang; wanneer zullen we weer kunnen verkopen; maar (ere)dienst was het toch in elk geval wel, maar vooral één ding deden ze daar niet: luisteren.
Ze hóórden natuurlijk wel wat de profeten zeiden, maar ze luisterden* niet. Dat is namelijk nog wat anders.
* En dat niet goed luisteren komt altijd weer voort uit gebrek aan Godsvertrouwen en een teveel aan zelfvertrouwen!

Geciteerd 4: Deze geestelijke doofheid heeft de meest catastrofale gevolgen gehad. Zacharia verklaart namelijk, dat daaruit ontstaan is ‘een grote toorn van de Heer van de hemelse legermachten‘ (vers 12b). Wááruit? Uit dat niet-willen-horen.
Wij kunnen het begrijpen, dat de toorn van God losbarst over de goddeloosheid van Sodom en Gomorra of over de heiligschennis van Belzasar, die de heilige bekers van Gods huis voor zijn drinkgelag gebruikt. Dat is te zeggen: we reserveren de toorn van God voor boeven en schavuiten, rovers en spelers, dronkaards en dergelijk gespuis. Maar deze beschouwing berust op een ernstig misverstand!

Geciteerd 5: Laat het tot u doordringen dat de donderwolken van het gericht zich niet samenpakken boven de afgodstempels van de heidenen en de feestzalen van deze wereld, maar boven Sions zalen, waar het overigens heel fatsoenlijk en netjes toegaat, maar waar mensen zitten die… niet luisteren! Daar dus óók Gods gericht? Nee, … juist daar! Het oordeel begint bij het huis van God, en bovendien is niet-luisteren niet zo’n futiliteit als men geneigd is te denken. Het is de wortelzonde van ons menselijk geslacht. Adam en Eva ruïneerden hun leven en gingen in ballingschap omdat ze niet luisterden naar God – waarom zouden dan de kinderen Israëls niet in ballingschap gaan, als ze niet luisteren?

Daarom is het gegaan zoals Hij geroepen had maar waarnaar zij niet geluisterd hadden, evenzo riepen zij maar luisterde Ik niet, zegt de HEERE van de hemelse legermachten.’ (vers 13)

Geciteerd slot: Het antwoord van de profeet Zacharia op de ter synodetafel gebrachte kwesties kwam dus hier op neer: laat jullie godsdienst niet in vasten, maar in luisteren bestaan. Dat is het hart van alle ware godsvrucht. Men kan van de schapen van Jezus’ kudde allerlei goede eigenschappen opsommen. Kenmerkend zo men wil. Die schapen zijn volgzaam, zachtmoedig en nederig van geest, wat ze allemaal van de Goede Herder geleerd hebben; ze zijn bestemd om ter slachting geleid te worden. Maar het allereerste en allerbelangrijkste is dit: ‘Mijn schapen horen Mijn stem.

> Leestip: De zeven brieven aan de gemeenten in Klein-Azie in Openbaring 2 t/m 3.

Bron citaten 1-2: ND Opinie – ‘Je staat voor de keus en je weet: doe dat maar niet, want dat heeft grote gevolgen’- door ds. Rolinka Klein Kranenburg (predikant van de Veenkerk (PKN) in Amersfoort Vathorst)
Bron citaten 3-slot: Het boek ‘De twee getuigen (Haggaï en Zacharia)’ van ds. H. Veldkamp (1895-1956)

‘Waarlijk mijn ziel, keer je stil tot God
want van Hem is mijn verwachting;
waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil,
mijn burcht, ik zal niet wankelen.
Op God rust mijn heil en mijn eer,
mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God.
Vertrouwt op Hem te allen tijde, o volk,
stort jullie hart uit voor Zijn aangezicht;
Gód is ons een schuilplaats.
(Uit Psalm 62 de verzen 6-9)

Bron afbeelding: Heartlight Gallery

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie