Over ambtsherstel van priester en volk…

De Engel van de Heer zei tegen satan: “De HEER zal je het zwijgen opleggen. De HEER Die Jeruzalem heeft uitverkozen, zal jou het zwijgen opleggen. Is deze Jozua niet een brandhout uit het vuur gerukt.’ (Uit Zacharia 3 vers 2)

Vooraf: In het boek ‘De twee getuigen’ van ds. H. Veldkamp (1895-1956) lezen we over dit gedeelte van Zacharia 3, nadat hij eerst heeft laten zien dat het daar – bij dat conflict tussen God en satan over de hogepriester Jozua – gaat om het recht van herstel van het priesterschap in de tempel van Jeruzalem. Satan vindt dat dát niet meer kan, en klaagt o.a. over de vuile kleren van Jozua, maar satans beschuldigingen – terecht of niet terecht – doen Gods verkiezende liefde niet teniet!

Geciteerd: Naar twee kanten zet de Here in dit nachtgezicht de dingen recht. Alle licht valt op de verkiezende genade van God, maar deze uitverkiezing maakt tegelijk klein en groot. Ze breekt af en bouwt op. De hoogmoed van het ‘vleselijke Israël’ krijgt een geduchte knauw doordat deze kinderen van Gods volk moeten horen, dat het alleen aan Gods genade te danken is, dat het volk nog een toekomst heeft. Lag het aan hén, ze waren lang vergaan, maar Hij Die Jeruzalem nog verkiest, heeft ze uit het vuur gerukt. Wie bij Gods genadige uitverkiezing een hoge borst opzet, heeft er niets van begrepen. Wie verkiezing zegt, zegt genade. Tegelijk: door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen.
Maar diezelfde verkiezing – dat mogen de kleingelovigen onthouden – is ook een rots, waartegen alle aanvallen van de satan te pletter lopen. Zelfs de grote schuld van Israël – zinnebeeldig voorgesteld door de vuile kleren van Jozua – kan de verkiezende liefde van God niet uitblussen. God kan Zijn volk straffen, in ballingschap werpen of wat ook. Maar Hij kan Zich van Zijn volk niet meer ontdoen. Dát is onmogelijk. Het is een goddelijke onmogelijkheid. Goed móét dat volk wel weer de deuren ontsluiten. Hij is dat niet aan hen, maar aan Zichzelf verplicht. Daarom is genadige verkiezing het enige steunpunt waaraan het verslagen hart zich oprichten kan, het cor ecclesia, het hart van de kerk, dat als het gezond is (beter: als het zich altijd weer bekeert en genezen laat), zingen kan en zingen moet: ‘Welzalig dien Gij hebt verkoren‘ (Uit het 2e vers van Psalm 65, berijmd, OB)

Geciteerd 2: Het is ambtsherstel van Jozua. Jozua moet nu engelendienst gaan verrichten op aarde. Hij mág engelendienst verrichten. Dat wil zeggen: trouw en gewillig in het hem opgedragen ambtswerk. De aardse dienst en ambtstrouw hangt met de ‘hemelse’ heerlijkheid ten nauwste samen. Want wie op aarde niet getrouw is in zijn ambt, kan zich in de hemel niet thuisvoelen, waar alles trouw en gewilligheid en liefde is.

Opgemerkt: De woorden ‘een brandhout uit het vuur gerukt‘ dienen we dus niet op de persoonlijke bekering van de hogepriester Jozua te betrekken, maar op Gods genadige herstel van de ambtsdienst van deze priester voor die van het hele volk. De hoge priester eerst met vuile kleren bedekt en daarna in ere hersteld, is tevens profetie van onze barmhartige hogepriester Jezus Christus, die al onze schuld op Zich genomen heeft, maar daarna ook uitermate is verhoogd en een Naam heeft gekregen boven alle naam. Dat in Hem en door Hem Gods verkiezing werkelijkheid kon worden, Die gestorven is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardiging.

Zie ook deze volgende blog: ‘Aanvullend bij ‘Over ambtsherstel van priester en volk…”

‘Een stroom van ongerechtigheden
Had d’ overhand op mij;
Maar ons weerspannig overtreden
Verzoent en zuivert Gij.
Welzalig, dien Gij hebt verkoren,
Dien G’ uit al ’t aards gedruis
Doet naad’ren, en Uw heilstem horen,
Ja, wonen in Uw huis.’
(Psalm 65 vers 2, berijmd, OB)

Bron afbeelding: Bible Verse Image Browser

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie