‘Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.‘
(Uit Matteüs 5 vers 3)
Geciteerd (Paul Dekerf): Ik ben ervan overtuigd dat de doop veel betekenisvoller is wanneer deze plaatsvindt op basis van een eigen beslissing om Jezus te volgen. Op die manier wordt de doop een krachtig getuigenis van iemands geloof en toewijding aan Christus, en een vreugdevolle viering van iemands nieuwe leven in Hem.
Opgemerkt: Precies, jouw verhaal is een omkering van wat de Doop is. Voor die pas geworven heidenen was de Doop hun houvast niet hun geloof en de geloofsbeslissing van dat moment. Dát is veel te veel eer aan de mens! Lees het maar weer na in de eerste vier hoofdstukken van de eerste brief aan de Korintiërs. Die mensen hadden het veel te hoog in de bol gekregen, mee door ‘geweldige mensen’ die zich zelf(s) al ‘koningen’ hadden gemaakt en inmiddels op Paulus neerkeken!
De tweede brief aan de Korintiërs bevat ook genoeg stof om de zichzelf overschattende kerkmensen/kerkleiders nederigheid te leren en alles aan het werk van God toe te schrijven. Hij is de eerste ook in het leven van de in de gemeente geboren kinderen. En niet hun aan zichzelf of anderen bewezen geloof (dat kan wankelen en op sterven na dood zijn) maar hun Doop is het zichtbare en vaste getuigenis dat ook zij mogen belijden: Ik ben gekocht en betaald met het bloed van onze Heer, met Hem ben ik gestorven en opgestaan en de Heilige Geest is ook mij gegeven!
NB. Ook (o.a.!) dominees uit de GerGem zijn geneigd om te zien op hun (bijzondere) roeping en het getuigenis dat ze kunnen geven over hun bekeringsweg en in feite verlangen ze dat ook van hun gemeenteleden. Maar Paulus moest zijn (bijzondere) roeping (1) horen uit de mond van een broeder en op grond van zijn Doop daarna ook aanvaarden (geloven!), dat hij nu met Christus was gestorven en opgewekt om een nieuw leven te leiden.
(1) Uit de mond van onze Heer vernam Paulus niet dat hij genade gevonden had bij God. Ananias moest hem dat vertellen en hem er ook toe aansporen om niet langer te aarzelen, maar zich nu eerst ook te laten dopen.
> Leestips: 1 Korintiërs 4 en 2 Korintiërs 6 : 1-13.
‘Wie denken jullie wel dat jullie zijn. Bezitten jullie ook maar iets dat je niet (eerst) geschonken is? Alles is jullie geschonken, dus waarom scheppen jullie op alsof jullie het zelf verworven hebben. Maar natuurlijk – jullie zijn al helemaal verzadigd, jullie zijn al rijk, jullie zijn inmiddels koningen geworden, maar dan zonder ons. Waren jullie maar werkelijk koningen geworden – dus rijk* om wat God geschonken heeft en schenkt –, dan zouden wij hebben kunnen delen in jullie koningschap. Maar volgens ons heeft God ons, apostelen, de laagste plaats toebedeeld, alsof we ter dood veroordeeld zijn.’ (Uit 1 Korintiërs 4 uit de verzen 6-14).
* Maar van zichzelf ‘arm van geest’ (zie de eerste zaligspreking in Matteüs 5)
Bron afbeelding: Hubhopper